Verblijf op Aarde

Brood op de plank
 
 
 













De mijnwerkers werd aan cultuur niets onthou-den. Geregeld waren er voor hen concerten en theatervoorstellingen.


 

Met werknummer 2962 kon ik mij identificeren

In 1949, ik was toen negen jaar, kwam het gezin waartoe ik behoorde in de arbeiderswijk het Hemelrijk in Geleen-Lutterade te wonen. Mijn Aardse vader had een baan gekregen bij de toenmalige Staatsmijnen. Na de Lagere School ging ik naar de Technische School voor de Chemische Industrie, het voorportaal van de Chemische Bedrijven die bij de Staatsmijnen behoorde. Toen ik dertien was overleed mijn vader en had ik de behoefte om voor het gezin wat in te brengen. Immers in die tijd waren er geen voorzieningen voor de achterblijvers en de weduwen- en wezenwet moest nog gemaakt worden. Op mijn vijftiende jaar was ik klaar met de school en kon ik gelijk na de zomervakantie bij het SBB (het Stikstof Bindings Bedrijf van de Staatsmijnen) beginnen.
Onwillekeurig had ik iets tegen om ondergronds te gaan werken. Voordat het zover was moest je eerst naar de zogenaamde OVS (
Ondergrondse Vak School) waar de jongelui in korte tijd op de zware ondergrondse arbeid werden voorbereid.
In augustus 1955 begon ik aan een langdurig arbeidzaam leven. Elke dag ging ik vanuit Lutterade-Krawinkel met de fiets in een grote stroom van arbeiders richting SBB. Ik kreeg werknummer 2962 en diende elke ochtend bij de portier mijn stempelkaart in de stempelklok te stoppen ten teken dat ik gearriveerd was. 's Avonds hetzelfde ritueel zodat men kon zien wanneer je het bedrijf verliet. Een interessant controlesysteem waar ik zeer aan wennen moest. En met name dat ik met een nummer werd aangeduid. Het salaris werd eens per maand uitbetaald, maar veertien dagen eerder kreeg ik een maandelijks voorschot ten bedrage van twintig Nederlandse guldens.

Binnen een maand moest ik van kind een volwassene worden. Geen zomervakantie meer van een maand. Je kreeg drie weken en die moest je over een heel jaar zelf verdelen. Daar had je natuurlijk als vijftienjarige geen ervaring mee. Om half acht beginnen en om vijf uur stoppen (een negenurige werkdag). Zaterdags van half acht tot één uur. Twee dagen per week bezocht ik de bovengrondse bedrijfsscholing waar theoretische vakken werden onderwezen specifiek voor het chemisch bedrijf. Maar dat liep niet lekker. Ik was er de man niet naar om de hele dag naar metertjes te kijken, aan hendels te schuiven, knoppen omdraaien, meterstanden op te schrijven en dat soort dingen die van een chemisch bedieningsvakman verwacht mogen worden. Nog voordat het tweede jaar aanbrak werd ik overgeplaatst naar wat toen heette het Atelier SBB. Ik heb daar met afwisselend genoegen gewerkt tot 1962. Op eigen initiatief, en dat was wat voor die tijd en op die jonge leeftijd, heb ik ontslag genomen om vervolgens de grote wereld in te gaan van de particuliere bazen. Velen keken mij hoofdschuddend na. 'Zo'n jonge jongen al op eigen wieken wat proberen te bereiken'. Dat was not done in het beschermde Limburg waar toen, van de wieg tot het graf, voor je gezorgd werd.
(Naar boven)








Het logo van de toenmalige Staatsmijnen.



De sociale geschiedenis van de staatsmijnen gaat terug naar de eerste jaren van hun bestaan in het begin van de vorige eeuw. Het was geen periode waar je erg vrolijk van werd. Dr. Kreukels deed hier onderzoek naar. Meer weten, klik dan hier.






 







Dit is de 60 meter hoge kolentoren van de Cokes-fabriek Maurits. Deze toren, alsmede het hele complex van de cokesfabriek kon ik vanaf mijn slaapkamer in de Neptunustraat 5 goed aanschouwen. Vooral 's avonds en 's nachts gaf het een prachtig licht als de withete cokes uit de ovens werd gedrukt.

© Copyright 2004 - 2006  J.M.J.F. Janssen - Hilversum