
A. Lazrak van de
éénmansfractie Groep Lazrak deed niet mee aan dit debat.


Minister Verdonk schreef
hierover op 1 juni 2006 aan de Tweede Kamer dat ze nog steeds vindt dat ze
zich aan de regels heeft gehouden. Ze is het niet eens met het oordeel van
het CBP.





|
Inleidende
beschietingen
Voorzitter Weisglas geeft elke spreker vijf minuten spreektijd. Bij het
optreden van
elf fracties is hiermee een uur aan kale spreektijd gemoeid.
De werkelijke tijd is natuurlijk door de te verwachten interrupties en
technische vergadertijd veel langer. Een voorzichtige inschatting leert dat
bij een eerste termijn van 30 minuten voor de minister en 30 minuten
interruptietijd en een tweede termijn van 60 minuten en 30 minuten
beantwoording evenals weer 30 minuten aan interrupties en technische
vergadertijd, het hele debat vier uur in beslag neemt. Maar dan moet wel
alles gladjes verlopen zonder schorsingen. Overigens is het opvallend dat de
Kamervoorzitter gekozen heeft voor evenveel spreektijd per fractie ongeacht
de grootte. Zo krijgen drie fracties van één persoon samen vijftien minuten
spreektijd en krijgt een fractie als het CDA met 44 leden of de PvdA met 42
leden, elk slechts vijf minuten spreektijd. Ik denk dan maar dat de
kwaliteit van het gesprokene belangrijker is dan de tijd die ermee gemoeid
is. De eerste die het woord krijgt is Femke Halsema die ook dit spoeddebat
heeft aangevraagd.
Voor Halsema wordt dit debat het
zoveelste over de manier waarop wij in Nederland omgaan met asielzoekers,
vluchtelingen, genaturaliseerde Nederlanders in het algemeen en nu in het
bijzonder over Ayaan Hirsi Ali. Zij zet de toon voor alle andere sprekers.
Het is niet zo dat de grootste fracties de beste sprekers hebben.
Integendeel, zou je haast zeggen. De bijdragen van de grotere fracties en
met name van de regeringsfracties zijn meestal mat en vlak. Dat komt omdat
zij minder vrij zijn in het bekritiseren van de minister of het kabinet, ook
al zou daar aanleiding toe zijn. Het is toch immers één van hen die de oren
krijgt gewassen. Maar men beseft niet dat de kiezers de bescherming van de
‘eigen stal’ feilloos doorzien. Uit dat oogpunt is het nimmer
verstandig de eigen bewindslieden uit de wind te houden en voor hen andere
maatstaven en alsmaar verzachtende omstandigheden aan te voeren. Op den duur
krijgt dat ook iets lachwekkends.
Vroeger kon je veelal aan de
lichaamstaal van iemand zien of een spreker lid was van een regeringspartij
of van de oppositie. Woordvoerders van regeringspartijen liepen nooit hard
naar de microfoon; zij hadden een rustige tred. De soep werd niet zo heet
gegeten als hij werd opgediend. Zij schreden naar de microfoon, in
tegenstelling tot de leden van de oppositie die met soms gebalde handen in
hun broekzak en in ieder geval met haastige tred naar het spreekgestoelte
liepen. Dat moest even rechtgezet worden. Dit mag je niet zomaar laten
passeren. Dat vraagt om tegenspraak.
Tegenwoordig nemen ook de leden van
de oppositie de tijd en hebben in de loop der jaren een ontspannen loop
ontwikkeld. Femke Halsema zou bij wijze van spreken een uitstekende
woordvoerder van een regeringspartij kunnen zijn. Intelligent, vasthoudend
en met een gezonde dosis humor tracht zij haar doel te bereiken, zonder
daarbij te vervallen in goedkope herhalingen. Ook de groeiende Wouter Bos
van de PvdA, de christen parlementariër André Rouwvoet en SP-er Jan
Marijnissen zouden goede woordvoerders van regeringspartijen zijn. Niet dat
ze het voor hun eigen ministers zo opwindend zouden opnemen, maar ze
onderscheiden zich in ieder geval in de toepassing van uitstekende metaforen
en een bondig en weinig gekunsteld taalgebruik en hebben in ieder geval een
zichtbaar emphatisch vermogen ontwikkeld. Dat maakt hen tot debaters waar men
graag naar luistert. Tot hen zou ongetwijfeld ook Pim Fortuyn behoren, ware
het niet dat hij vermoord werd voordat hij tot parlementariër werd gekozen.
Het Nederlandse parlement heeft overigens ook in het verleden uitmuntende en
boeiende debaters voortgebracht. Daaronder worden parlementariërs begrepen
die de kunst verstaan vlijmscherp te debatteren, blijk geven over een
heldere analyse te kunnen beschikken en met humor de lachers op hun hand te
krijgen. Dit laatste niet te verwarren met gemeenplaatsen en goedkope
platitudes. Hans Wiegel (VVD), Marcus Bakker (CPN) en Marcel van Dam waren
debaters die het bij de microfoon zonder stapels papier afkonden. In de
vorige eeuw wisten zij bijvoorbeeld bij een debat over de volkshuisvesting,
met hun ongekende overtuigingskracht honderdduizenden aan de radio en
televisie geketend te krijgen. Later toen de televisie zich over de Haagse
politiek ontfermde wist Wiegel als geen ander dit medium in zijn voordeel
uit te buiten, door de televisiekijker als het ware persoonlijk aan te
kijken en hem deelgenoot te maken van de politiek. De gereformeerde
hoogleraar en staatsrechtgeleerde Diepenhorst kon er ook wat van, maar dan
op het gebied van formuleren. Zijn erudiete verschijning maakte een
geletterde achterban het geheel naar hun zin als hij colleges staatsrecht en
politiek ten beste gaf waarbij de stilte in de vergaderzaal zijn stellingen
extra gewicht gaf.
Naast de minister van
Vreemdelingenzaken en Integratie mevrouw Verdonk is bij het debat tevens
aanwezig de justitieminister Donner voor het eventueel beantwoorden van
vragen op het gebied van de persoonlijke veiligheid en bescherming van Ayaan
Hirsi Ali.
Ayaan Hirsi Ali is voor GroenLinks
altijd een geduchte tegenstandster geweest. GroenLinks deelde met haar haar
idealen, maar men vond haar vaak nodeloos kwetsend en provocerend, zoals
onder andere met de inmiddels vermoorde Theo van Gogh gemaakte
documentaire ‘Submission’.
Mevrouw Halsema: “De
afgelopen jaren was zij voor ons ook een symbool van de verharding ten
opzichte van vreemdelingen en nieuwe Nederlanders. Daarvan wordt zij nu zelf
door een wrede speling van het lot het meest prominente slachtoffer. Ook de
vreemdelingenpolitiek van de VVD-fractie explodeert nu in het eigen gezicht.
Ayaan Hirsi Ali is ook een persoon die met bovenmenselijke moed haar
omstreden opvattingen verdedigt. Daarvoor betaalt zij een hoge prijs: zes
beveiligers, vier jaar lang bedreigt, opgejaagd, ondergedoken en nu uit huis
gezet.”
Hoe
moet je onder woorden brengen dat Verdonks besluit geen logica bevat en ook
niet rechtvaardig is. Maar dan op een andere manier als gebruikelijk is.
Halsema laat ons genieten van haar getalenteerde en verbale kwaliteiten:
“De beslissing van
minister Verdonk heeft naar het oordeel van mijn fractie geen enkele logica
en kent geen enkele rechtvaardigheid. Er is alleen sprake van
rechtsgelijkheid als het doel is om alle vluchtelingen en alle
genaturaliseerde Nederlanders zo slecht mogelijk te behandelen. Hun
rechtszekerheid, de zekerheid om bij dit land te horen en om hier welkom te
zijn, wordt op schandelijke wijze met voeten getreden.”
Mevrouw Halsema is de enige die ingaat op het schenden van de privacy van
Ayaan Hirsi Ali door minister Verdonk: “Waarom niet de privacy van de betrokkene respecteren?” zo
vraagt ze de bewindsvrouw. Halsema meent dat de beslissing van de minister,
in de zes weken dat Ayaan Hirsi Ali bezwaar kan maken, geheim had moeten
blijven. De minister heeft dus een
belangrijke procedurefout gemaakt en moet
hierover opheldering verschaffen. En dat gebeurt niet voor het eerst. In de
zaak van vwo-scholiere Taïda Pasic, die van Verdonk hier niet haar
vwo-examen mocht afleggen en gedwongen werd op de ambassade in Kosovo haar
vwo-examen te doen, had de minister de Telegraaf nodig om in februari
allerlei vertrouwelijke gegevens naar buiten te brengen. Het College
Bescherming Persoonsgegevens (CBP)
oordeelde hierover dat
minister Verdonk
voor Vreemdelingenzaken onrechtmatig heeft gehandeld door vertrouwelijke
gegevens uit het dossier van de 19-jarige Servische moslima uit Kosovo aan
De Telegraaf te verstrekken.
En bovendien:
“Staat door het publiek worden van het oordeel van de minister niet vast dat
de ruimte voor Ayaan Hirsi Ali om alsnog een beroep te doen op bijzondere
omstandigheden aanzienlijk is verkleind?,” aldus een priemende Halsema.
Uiteraard komt Halsema toe aan een politieke vertaling van Verdonks
opstelling en ze spreekt daarbij haar en de VVD rechtstreeks aan:
“De afgelopen jaren heeft de VVD nogal opportunistisch met twee
maten gemeten. De uitzondering die men bij volle bewustzijn heeft gemaakt
voor Ayaan Hirsi Ali door haar ondanks een vals vluchtverhaal en valse
persoonsgegevens warm te omhelzen, is niet voor anderen gemaakt. Sterker, de
VVD heeft altijd vooropgelopen bij het verslechteren van de rechtspositie
van asielzoekers en vluchtelingen. Vanochtend zei Bibi de Vries in een
emotionele reactie dat zij dacht dat Nederland een land van tolerantie was.
Dit is volgens haar Nederland op zijn smalst. Ik zou zeggen: VVD, word
wakker. Wat deze partij niet acceptabel vindt voor een van de eigen mensen
kan het immers ook niet zijn voor anderen. De VVD-fractie kan niet
accepteren dat andere vluchtelingen en andere nieuwe Nederlanders even
hardvochtig worden behandeld. Mijn vraag aan de VVD-fractie is wat zij gaat
doen.”
VVD-er Willibrord van Beek heeft zelfs nog een langere vragenlijst voor
Verdonk dan Femke Halsema en andere oppositiepartijen. Aan het samenstel van
de vragen is te zien dat hij ze niet alleen heeft verzonnen. Sommige vragen
zijn ontsproten aan fractiespecialisten op het gebied van het vreemdelingen-
en naturalisatierecht. Ze hebben er niet erg lang over kunnen nadenken, want
vanochtend moest het allemaal bedacht worden. In totaal stelt Van Beek 26
vragen aan minister. Vanuit de Kamer worden 101 vragen aan de minister
gesteld, waarvan Halsema er vijftien voor haar rekening neemt, Wouter Bos
twaalf en André Rouvoet elf.
Brabander Van
Beek onderscheidt zich niet echt als een politiek dier, hoewel hij vanaf
1982 in het bestuurlijke circuit alle fases doorlopen heeft.
De heer Van Beek: “De VVD-fractie is verbijsterd, aangeslagen,
kwaad en verdrietig. Ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan, want er zijn
meer woorden gevallen.”
Dit is
natuurlijk geen sterk begin van een fractievoorzitter van een
regeringspartij. Het zou zo uit een schoolopstel kunnen komen. Als je
geëmotioneerd en gepassioneerd of boos bent, moet je niet zeggen dat je dat
bent, maar dien je dat te laten voelen. Zo spreekt het volgende
gedeelte de mensen meer aan:
“Ik heb enkele opmerkingen te maken over het voorliggende
besluit. Ik zeg er overigens bij dat het voor de VVD hoogst ongebruikelijk
is om debatten te voeren over individuele zaken. Het enkele feit dat wij nu
wel aan dit debat meedoen, schetst de bijzondere situatie waarin wij
verkeren. Ayaan Hirsi Ali is lid van de Tweede Kamer, lid van onze fractie
en wordt als gevolg van de uitzonderlijke beveiligingsmaatregelen al
jarenlang gedwongen om onder uiterst moeilijke omstandigheden haar werk als
volksvertegenwoordiger te doen. Dit raakt de democratie! Ayaan is een van
ons en niet zomaar een, zij is een bijzondere volksvertegenwoordigster die
veel betekent voor de Nederlandse politiek. Vrijheid van meningsuiting is
voor de VVD van grote waarde, maar Ayaan heeft aan den lijve moeten
ondervinden wat de prijs daarvoor voor haar persoonlijk is; zware bewaking,
verhuizing na verhuizing, geen thuis, geen normaal privé en sociaal leven.
Kortom, geen vrijheid. Dat is treurig en iets waar wij ons nooit bij mogen
neerleggen, maar wat wel de realiteit is.”
Door over deze individuele zaak wel voluit een debat te voeren geeft Van
Beek al aan dat deze situatie voor hem en de VVD ongewoon is. Vooralsnog
komt Van Beek mevrouw Halsema niet overal in de door haar aan hem gestelde
vragen tegemoet, maar maakt nu wel een begin met vragen waarop hij van zijn
minister antwoord wil hebben.
De heer Van Beek: “De voorlopige aanname van de minister wordt
ingegeven door de uitspraak van de Hoge Raad op 11 november 2005. In
hoeverre is de casus van die uitspraak vergelijkbaar met die van mevrouw
Hirsi Ali? Is dit de afgelopen dagen grondig onderzocht? Hoe valt dit te
begrijpen als het onderzoek naar de achtergrond van mevrouw Hirsi Ali nu nog
gaande is? Wat is de verhouding tussen de uitspraak van de Hoge Raad en
artikel 14 van de Rijkswet op het Nederlanderschap? Op basis daarvan kan de
minister de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken,
indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring
of bedrog. Het gaat dus om een discretionaire bevoegdheid op basis waarvan
de minister een afweging moet maken tussen de betrokken belangen en
omstandigheden, waarbij wordt gelet op de ernst van de fraude, de gevolgen
van het verlies van het Nederlanderschap, het feit of dit verlies leidt tot
stateloosheid en de tijd die sinds de fraude is verlopen. Kan de Hoge Raad
een wettelijk verankerde discretionaire bevoegdheid -die ruimte schept voor
de minister -terzijde schuiven?”
Een
groot deel van deze en andere vragen is volgens Van Beek bedoeld om er
achter te komen wat er in
die paar dagen is gebeurd. Uiteraard ontlokte deze vragen vele interrupties
bij de andere woordvoerders maar deden deze ook vele vragen aan hem stellen.
Zes Kamerleden stelden aan Van Beek maar liefst 23 vragen. Bijna allemaal
hadden ze betrekking op de twijfelachtige opstelling waarover Van Beek geen
duidelijkheid gaf en zelf overging tot het stellen
van
veel vragen. Hoewel deze volumineuze verschijning tijdens zijn optreden met
twee voeten op de grond is blijven staan, was er later op de avond een
moment dat niets meer deed herinneren aan zijn postuur.
In
deze eerste termijn zet Van Beek zijn verhaal goed neer, weliswaar geholpen
door het papier en de gehele VVD-fractie. Hij heeft er een verhaal van
gemaakt met eerbied voor de chronologie. Pas op het moment dat hij
veelvuldig geïnterpelleerd wordt, schijnt hij veel adem te moeten halen, om
zich al doende tijd te verschaffen voor een reactie die er bij horten en
stoten uitkomt. Vaak pas, na lang aandringen van een collega parlementariër
en schijnbaar zonder enige irritatie.
De
eerste onderbreking is van Geert Wilders (éénmansfractie Groep Wilders) die
een grotere afstand tussen VVD-fractieleider en VVD-minister nastreeft:
“De heer Van Beek stelt allemaal interessante vragen, maar ik
wil met hem even teruggaan in de tijd, naar de periode voordat de minister
het besluit nam. Vorige week donderdag is de uitzending van Zembla. Minister
Verdonk zegt vrijdag tegen de verzamelde pers dat mevrouw Hirsi Ali niets te
vrezen heeft.
Een dag erna, op zaterdag, zegt zij toch dat er een onderzoek
moet komen en nog twee dagen later is zij 180 graden gedraaid en zegt zij
dat Ayaan Hirsi Ali wordt geacht het Nederlanderschap nooit te hebben
verkregen. Wat vindt u van dat optreden van mevrouw? Vindt u het niet
uitermate slordig om over wie dan ook in 24 uur zo van mening te veranderen?
Is het mogelijk dat ook u niet uitsluit dat mevrouw vooral met haar campagne
bezig is -hoe cynisch dat ook is- in plaats van met het uitvoeren van de
wet?”
De
heer Van Beek komt niet veel verder dan:
“Een groot deel van de vragen die ik heb gesteld, is bedoeld om
erachter te komen wat er in die paar dagen is gebeurd. Ik wil weten waarom
het onderzoek is gestart, waarom het onderzoek zo snel tot conclusies heeft
geleid en wat er is meegewogen en wat niet. Het kan toch geen ja/nee-discussie
zijn? Er moet toch een context zijn waarin dat besluit is genomen? Ik
probeer erachter te komen hoe dit proces is verlopen, want op basis van de
schriftelijke beantwoording van de vragen is mij dat niet duidelijk
geworden.”
De
heer Wilders blijft vasthouden: “Ik deel uw vragen. Ik vraag u wat u ervan
vindt dat de minister vrijdag heeft gezegd dat Ayaan niets te vrezen had,
dat zij zaterdag heeft gezegd dat er een onderzoek zal plaatsvinden en dat
zij maandag heeft gezegd dat zij eigenlijk nooit een paspoort heeft
gekregen? Vindt u dat niet laakbaar?”
De heer Van Beek: “Dat is een waardeoordeel dat ik graag tot na
dit debat zou willen bewaren. Het gaat mij erom dat wij erachter komen wat
er nu precies is gebeurd. Ik wil een verklaring. De vraag is waarom.”
De heer Wilders: “Wat vindt u er zelf van?”
De heer Van Beek: “Ik vind het niet te verklaren. Er zitten
zulke grote stappen tussen de verschillende omstandigheden. Ik kan mij
voorstellen dat er zaken zijn veranderd in de tijd en op basis van heel veel
nieuwe gegevens. Ik begrijp niet wat er in die paar uur allemaal is
gebeurd.”
En
zo is te zien dat Van Beek gaandeweg er niet echt uitkomt. Hij doet het heel
knap maar het is duidelijk dat hij Verdonk niet kan afvallen op dit moment.
Er zijn in de fractie een aantal leden die Verdonk steunen. Hij heeft dan
echt de poppen aan het dansen als hij in dit stadium al Verdonk zichtbaar in
de steek laat.
Nederland maakt
zich in het buitenland belachelijk. Iedereen kijkt weer naar dat
eigenzinnige vrijgevochten Nederland, waar nu minder vrijzinnigheid en
tolerantie heersen, maar bekrompenheid en kleinburgerlijkheid de boventoon
vieren.
Lousewies van der Laan, van D66, verwoordt dit treffend:
“De besluiten die de regering gaat nemen in deze zaak hebben
bovendien veel verder reikende implicaties dan het lot van Ayaan alleen. De
laatste paar jaar is veel schade toegebracht aan de naam die Nederland
altijd had op te houden als een open, vrijzinnige en tolerante natie met de
blik naar buiten.
Al sinds de dagen van Erasmus geldt Nederland in de wereld als
een baken van humaniteit. De beslissing van de minister brengt ons imago nu
al verdere schade toe. Is Den Haag niet de mensenrechtenhoofdstad van de
wereld? Laat onze reputatie als intellectuele en internationale vrijhaven
die begon met Erasmus, niet eindigen met Rita .”
Opmerkelijk is dat de heer Wilders in zijn bijdrage minister Rita
Verdonk schetst als behorende tot de oude politiek. Dat zullen weinigen met
hem eens zijn.
De heer Wilders: “Wij moeten de incidenten van de afgelopen
weken ook in een breder perspectief zien. Alles in de politiek en in het
maatschappelijke debat is dezer dagen toch min of meer gericht op het
herstellen van de verhoudingen van voor de Fortuynrevolutie. De oude
politiek doet zijn best om de oude posities te heroveren en te verstevigen
en probeert dissidente geluiden steeds meer het zwijgen op te leggen. Nu was
klaarblijkelijk Ayaan aan de beurt.”
Wilders zou wel eens gelijk kunnen hebben door
Verdonk bij de oude
regenten te zetten. Immers zij hoort niet wat zij niet wil horen en
zij gaat vervolgens haar eigen weg zonder andere collega’s bij haar dossiers
te betrekken.
Ook
Wouter Bos van de PvdA schaamt zich. Volgens hem is de menselijke maat zoek.
“Dit is echter meer dan alleen een persoonlijke tragedie en ik
ben meer dan alleen maar geschokt, verbijsterd en verbaasd. Ik schaam mij
diep voor de manier waarop wij in dit land inmiddels met vreemdelingen,
nationaliteit, paspoorten en rechtsregels omspringen. Wat de precieze
verklaring ook is van hoe de zaken zich de afgelopen dagen hebben
ontwikkeld, de conclusie kan nu al zijn dat elke proportionaliteit en elk
gevoel voor verhoudingen in de manier waarop het vreemdelingenrecht in
Nederland wordt toegepast, langzamerhand helemaal zoek zijn. Of wij nu
kijken naar de manier waarop is omgegaan met de vraag naar een generaal of
specifiek pardon, naar de manier waarop Taïda Pasic het land uit werd gezet
of naar de manier waarop Ayaan nu het Nederlanderschap lijkt te ontvallen,
deze maatregelen staan in geen verhouding meer tot wat er aan de hand is. De
menselijke maat is volledig zoek. Ja, afspraak is afspraak, maar ooit
maakten wij in dit land ook de afspraak om ons verstand daarbij niet uit te
schakelen en om ons gevoel voor de menselijke maat hoog te houden.”
Volgens de grootste oppositieleider raakt dit ook Nederland en de manier
waarop de wereld naar ons kijkt.
“In de ogen van de wereld zijn wij een land geworden dat niet in
staat is gebleken om een spraakmakende politica veilig onderdak te bieden,
ook al gaat minister Donner gelukkig tegen de rechterlijke uitspraak over
Ayaans huisvesting in cassatie. Nu zijn wij ook nog een land geworden dat,
hoe goed het formeel-juridisch misschien ook uit te leggen valt, vast is
gelopen in bizarre opvattingen over bestuurlijke moed, daadkracht en
duidelijkheid, over de hoofden van kwetsbare mensen heen. Geschokt,
verbijsterd, verbaast en dus ook beschaamd,” aldus Wouter Bos.
Hillebrand Nawijn van de éénmansfractie Groep Nawijn en zich losgemaakt
hebbend van de LPF is de enige parlementariër die het hartgrondig met
Verdonk eens is en dat onverbloemd en met een soort misplaatste trots de
wereld laat weten. Hij is niet de intelligentste van de 150, maar omdat hij
vroeger directeur van de IND was en een tijdje LPF-minister in het eerste
kabinet Balkenende op de stoel van Verdonk, meent hij uit die hoofde de
minister een veer op de hoed te moeten steken en haar verder te doen weten
dat ze hem niks kan wijs maken.
De heer Nawijn: “Minister Verdonk heeft het enige juiste besluit
genomen in deze zaak; daarvoor geef ik haar alle eer en lof. In juridische
zin heeft zij een juist besluit genomen. Zij heeft daadkrachtig, consequent
en duidelijk gesproken. Daarbij heeft zij goed in de gaten gehad dat als in
deze zaak anders was beslist, er een groot gevaar van precedentwerking zou
zijn ontstaan. De minister doet ook nog eens wat haar eigen partij, de VVD,
bepleit: geen misbruik van asielprocedures, geen frauduleus handelen bij
vreemdelingenprocedures. Ten slotte doet zij ook nog eens precies wat de
Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in dit land, zegt. Ik zie dus niet in
wat zij fout heeft gedaan. Als er al iets fout is gegaan, dan was dat het
plaatsen door de VVD van Hirsi Ali op de kieslijst. Zaken hadden op dat
moment beter moeten worden onderzocht.”
Nagezegd, als
de VVD haar niet op de kieslijst had doen plaatsen, was er niets aan de hand
geweest en had deze pijnlijke avond niet plaatsgevonden. Uit eigener
beweging, zo is vandaag genoegzaam gebleken, zou de IND nooit uit zichzelf
een onderzoek naar de persoonsgegevens van Ayaan Hirsi Ali hebben ingesteld.
Nawijn heeft zichzelf als het ware uitgedaagd en doet er nog een schepje
bovenop:
“Dat de minister snel antwoordt op vragen, daar
verbaas ik mij helemaal niet over. Dat is zelfs een uitstekende zaak. Zij
hoeft alleen maar het dossier in te kijken want daar staan de relevante
zaken in: de naam en de geboortedatum die Hirsi Ali heeft opgegeven. Deze
kan zij vervolgens vergelijken met het Koninklijk Besluit. De vraag die dan
moet worden beantwoord, is: wie is er nu eigenlijk genaturaliseerd?”
Dat
alles wordt de slungelachtige Jezuïet in het parlement, de heer Maxime
Verhagen die wat moeite heeft met zijn lengte, echt teveel. De CDA-er
confronteert Nawijn fijntjes met zijn verleden toen hij over bepaalde
ministeriële verantwoordelijkheden beschikte.
De heer Verhagen: “U bent in het verleden ook minister geweest
voor Vreemdelingenbeleid en Integratie. In die tijd heeft de IND ook een
onderzoek ingesteld naar aanleiding van uitlatingen van Ayaan Hirsi Ali zelfs
in een televisie-uitzending. De IND heeft toen, onder uw
verantwoordelijkheid, besloten om daar verder geen gevolgen aan te
verbinden. Kunt u mij uitleggen waarom u toen als verantwoordelijk minister
tot een andere conclusie kwam dan nu als Kamerlid?”
De heer Nawijn: “Ik weet van geen enkel onderzoek. Als dat
gebeurd is, ben ik daar niet van op de hoogte gesteld. Ik weet niet van een
onderzoek naar Hirsi Ali, absoluut niet. De kandidatenlijst voor de
verkiezingen van januari 2003 is ingediend toen ik demissionair minister
was. Mij heeft nooit het verzoek bereikt om naar het dossier van Ayaan Hirsi
Ali te kijken.”
Maar zo snel geeft Verhagen zich niet gewonnen. Dan moet je van
goede huize komen en er ontstaat een vinnig debat.
De heer Verhagen: “Dat heeft wel onder uw verantwoordelijkheid
plaatsgevonden.”
De heer Nawijn: “Hoe komt u daarbij? Wie is uw bron?”
De heer Verhagen: “Het staat zelfs op Teletekst nu.”
De heer Nawijn: “Ja, op Teletekst. U gelooft de pers?”
De heer Verhagen: “Ik geloof niet alleen de pers. Er staat zelfs
een bronvermelding bij.”
De heer Nawijn: “Ik wil wel weten wie die bron is”.
De heer Verhagen: “Dat is de huidige minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie.”
De heer Nawijn: “Dan weet zij meer dan ik.”
De heer Verhagen: “Blijkbaar laat zij zich wel informeren door
de IND over wat deze dienst doet, op dit punt in elk geval. U was toen
verantwoordelijk".
De heer Nawijn: “Verantwoordelijkheid hebben en dingen weten
zijn twee verschillende dingen.”
De heer Verhagen: “U was verantwoordelijk voor het besluit van
de IND om geen gevolgen te verbinden aan dit onderzoek. U vindt blijkbaar
dat u destijds op een onjuiste wijze invulling hebt gegeven aan uw
verantwoordelijkheid.”
De heer Nawijn: “Als ik had geweten wat minister Verdonk nu
weet, had ik hetzelfde gedaan als zij nu heeft gedaan. Ik zou die beslissing
ook hebben genomen, maar ik wist het niet.”
Verhagen is er niet de man naar om Nawijn tot het beste jongetje van de klas
te laten uitgroeien. Zijn houdbaarheidsdatum –hij is van 1956 uit
Maastricht- reikt verder dan vandaag. Ofschoon je aanvankelijk zou denken
dat hij een rechtenstudie gedaan heeft, is dat niet het geval. Mijnheer
heeft geschiedenis aan de ‘koninklijke’ universiteit te Leiden
gestudeerd en werd al tijdens zijn studietijd persoonlijk medewerker van een
CDA-Tweede-Kamerlid. Juist die geschiedenis geeft hem een voorsprong in dit
debat omdat hij feiten uit het verleden in dit dossier een plek weet te
geven die deze toekomen. Daar moet een ex-gevangenisdirecteur als minister
Verdonk het tegen afleggen.
Mevrouw Halsema lost Verhagen af en gaat verder met het ‘kruisverhoor’:
“Ik heb een aanvullende vraag. U was niet alleen minister op het moment dat
er moest worden gehandeld. Toen mevrouw Hirsi Ali haar vluchtelingenstatus
verkreeg, was u directeur van de IND.”
De heer Nawijn: “Dat klopt.”
Mevrouw Halsema: “Ik verkeer in de veronderstelling dat de IND
een onderzoeksplicht heeft.”
Nawijn: “Uiteraard.”
Mevrouw Halsema: “Daar bent u in tekortgeschoten. Dat klopt
toch?”
De heer Nawijn: “Nee. Mevrouw Hirsi Ali heeft niet verteld dat
zij uit Kenia kwam en zij heeft geen paspoort laten zien, want dat had zij
niet bij zich. De IND kon dat dus niet onderzoeken.”
Mevrouw Halsema: “Dat is precies het punt. De onderzoeksplicht
ligt bij de overheid.”
De heer Nawijn: “Nee, dat is niet waar”.
Mevrouw Halsema: “U moet checken of de gegevens juist zijn.
Daarin is de IND tekort geschoten, daarin bent u tekort geschoten en u bent
later als minister tekort geschoten. Dan is het wel heel gek dat u nu zo'n
grote mond opzet.”
Dan
komt voorzitter Weisglas Nawijn te hulp: “Ik kom er even tussen. Ik heb in
andere debatten ook wel eens gezegd dat ik er bezwaar tegen heb dat een lid
van de Kamer hier wordt ondervraagd over een vroegere ambtelijke functie.”
In een dergelijk flitsend debat met korte concrete vragen en
antwoorden is het vooral voor de vragenstellers erg moeilijk. Van hen wordt
vooruitdenken verwacht in tegenstelling tot degene die moet antwoorden. Hij
kan dat naar eer en geweten doen en voorzover de parate kennis hem dat
toelaat. Heel mooi en spannend is het eerste gedeelte tussen Verhagen en
Nawijn waar Verhagen Nawijn confronteert met bepaalde informatie. Na een
aanvankelijke ontkenning van de feiten neemt Nawijn de vraagstelling over en
vraagt Verhagen wat of wie zijn bron is. Als Verhagen zegt dat dit de
minister van Vreemdelingenzaken en Integratie is, heeft hij Nawijn in de
hoek zitten. ‘Dan weet zij meer dan ik’, is het enige wat hij kan
tegenwerpen. Het is alsof Verhagen deze vragenwisseling heeft voorbereid en
als het ware heeft afgeturfd welke vraag hij moet stellen bij een bepaald
antwoord. Vooruitdenken, zoals schakers dat doen. En dan subtiel klappen
uitdelen. Zo zegt Verhagen niet hij indertijd als verantwoordelijke
bewindsman tekort is geschoten. Nee, de beschuldiging komt via de band als
hij riposteert: ‘Blijkbaar laat zij zich wel informeren door de IND over
wat deze dienst doet, op dit punt in elk geval. U was toen
verantwoordelijk.’
Het
antwoord van Nawijn schiet te kort en is clichématig. In zo’n flitsend debat
is het bijna niet meer mogelijk, als je eenmaal in de hoek bent beland, te
herstellen. Immers degene die de vragen stelt en eigenlijk op dat punt
inhoudelijk leiding geeft aan het debat, heeft een onuitwisbare voorsprong.
Verhagen sprak bij het begin van het tweegesprek over het ministerie van
Vreemdelingenbeleid en Integratiezaken. Maar dat moest natuurlijk zijn
Vreemdelingenzaken en Integratie. Het zij hem vergeven. Geen Kamerlid dat
het gehoord heeft.
Voor Femke Halsema is het niet genoeg dat Nawijn zo onhandig in de touwen is
beland en zij zet het debat op gedecideerde wijze voort. Uiteindelijk wordt
Nawijn door de gong van de voorzitter gered. Voor liefhebbers van debating
had dit hoogstandje nog even mogen voortduren.
André
Rouwvoet van de ChristenUnie herinnert de Tweede Kamer aan zijn bevoegdheden
als hij stelt dat hij het ook een lastig debat vindt omdat de Kamer niet
bevoegd is om in individuele gevallen te treden. Eigenlijk zou de minister
een beleid moeten voeren dat nimmer leidt tot de behoefte bij
parlementariërs aan een debat over een individuele asielaanvrager.
De heer Rouwvoet: “Wij moeten niet de indruk wekken dat de Kamer
dit besluit kan terugdraaien, laat staan paspoorten kan laten bezorgen. Toch
zijn er vragen aan de minister te stellen en daarom is het goed dat dit
debat plaatsvindt. Ik wil niet treden in de beoordeling zelf, noch in de
ernst van wat indertijd wel of niet naar waarheid is gezegd. Dat is niet aan
ons.”
Ook
zijn fractie is het vanzelfsprekend eens met het uitgangspunt dat de wet
voor iedereen gelijkelijk moet worden toegepast. Hij verwijst naar zijn
opvatting, die hij in het verleden vele malen gedaan heeft, dat uitvoering
c.q. de toepassing van de regels in veel gevallen te strak is geweest en dat
er meer ruimte had behoren te zijn voor barmhartigheid en menselijkheid.
De heer Rouwvoet: “Waar die ruimte er in eerdere situaties niet
is geweest voor anonieme vreemdelingen, is het echter moeilijk, zo niet
bestuurlijk onmogelijk om die nu wel ineens te vinden voor een collega.
Tegen deze achtergrond kijken wij wel wat op van de geluiden die
nu uit de VVD klinken om minder strikt te zijn in de handhaving van de
regels van het vreemdelingenrecht. Ik zeg er direct bij dat dit niet geldt
voor de bijdrage van de fractie vandaag. Ik heb het ook bewust over geluiden
uit de VVD. Ik noem een europarlementariër die walgt van minister Verdonk en
die zegt dat de kilte angstwekkend is bij de toepassing van de regels. Ik
noem ook de heer van Dalen, de opsteller van het Liberaal Manifest, die vindt dat er
grenzen zijn aan de manier waarop de regels consequent worden toegepast.
Anderen vinden, zoals de heer Van Aartsen, dat het doortrekken van de lijn
van de Hoge Raad in dit geval een bewijs is dat Nederland lichtgeraakt en
provinciaals is. Ik vind in die betogen van de VVD-fractie weinig beschouwingen
over het verschijnsel van rechtsgelijkheid terug.”
De heer Rouwvoet slaagt er in om heel helder te krijgen dat je
voor een politiek vriendinnetje nu niet plotseling de regels anders moet
gaan toepassen. Zijn taxatie is dat dit besluit misschien wel de
onvermijdelijke prijs is die betaald moet worden voor de harde lijn en de
onbuigzaamheid die de VVD-fractie in vreemdelingenzaken steeds heeft
gehanteerd. Daarbij heeft zij als stelregel genomen dat per definitie bijna
iedereen die in asielverzoeken of bij naturalisaties verkeerde informatie
verstrekt, een fraudeur, een bedrieger of een gelukszoeker is.
“Ik
heb het asieldebat in deze Kamer te lang gevoerd om dat vergeten te zijn,”
aldus Rouwvoet.
(Naar boven)
|