



















|
Een
prijskaartje voor het behouden van het paspoort
De voorzitter merkt op, gisteren met de Kamer een spreektijd van
vijf minuten per woordvoerder te hebben afgesproken. Als het zes minuten
wordt, kan hij dat begrijpen, maar uitgangspunt is dat men zich volgens hem
wel aan de spreektijden houdt: “Anders weten wij nu al hoe verschrikkelijk
laat het vanavond wordt. Dat is volgens mij ook niet nodig”, aldus Weisglas.
Kon hij toen niet bevroeden, gezien zijn eerdere ervaringen, dat het debat
tot zonsopgang zal gaan duren? Halsema, die ook dit debat heeft aangevraagd,
mag tegen half acht de spits weer afbijten. Aan de orde is de brief de
minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 27 juni 2006 over de
naturalisatie van mevrouw Ayaan Hirsi Ali.
Mevrouw Halsema: “Voorzitter. Ik kom zonder inleiding
onmiddellijk tot de kern van de kwestie Hirsi Ali. Vooralsnog komt de
fractie van GroenLinks tot vijf constateringen. Ik wil van de minister weten
of zij deze vijf constateringen kan weerleggen.
1. De minister is onvolledig geweest in de informatie die zij de Kamer op 16
mei 2006 verstrekte.
2. De
minister is onzorgvuldig geweest in het onderzoek dat leidde tot de
constatering dat Hirsi Ali nooit Nederlandse is geweest.
3. De
minister is ontijdig geweest in het naar buiten brengen van deze
constatering op 15 mei.
4. De minister is onjuist geweest in de inhoud van die
constatering.
5. De minister is onbehoorlijk geweest, door van Hirsi Ali een
politieke schuldverklaring te verlangen.
Voorzitter. Sta mij toe deze vijf punten toe te lichten. De
minister was in het vorige debat onvolledig, toen zij stelde: "Het enige wat
ik wist, was dat er twijfels waren bij haar vluchtverhaal." Uit het
feitenrelaas blijkt dat IND-ambtenaren, waarvoor zij politiek
verantwoordelijk is, al op 10 december 2002 opschreven dat Hirsi Ali bij
Barend en Van Dorp in een uitzending op 11 september 2002 een onjuiste
identiteit had opgegeven. In hetzelfde document, het feitenrelaas, staat:
'Geadviseerd wordt om betrokkene te doen aanschrijven, met het verzoek
duidelijkheid te verschaffen over haar identiteit, om haar om uitleg te
vragen en haar over de eventuele consequenties van de verstrekking van
onjuiste identiteitsgegevens te horen.'
Dat was het advies van de IND. Opmerkelijk is dat betrokkene,
mevrouw Hirsi Ali, destijds, in 2002, niet is aangeschreven door de IND. Wie
nam eigenlijk dat besluit?
Nog opmerkelijker is dat deze procedure, namelijk het vragen van
inlichtingen als er twijfels zijn over de identiteit, een standaardprocedure
van de IND, niet alsnog is toegepast na de Zembla-uitzending van donderdag
11 mei 2006. Dat brengt mij tot mijn tweede constatering.”
De heer Van As: “Voorzitter. Nu wij het toch over feiten hebben:
daar is mevrouw Halsema erg scherp in; althans dat hoop ik. Wie was er op 10
december 2002 minister?”
Mevrouw Halsema: “De heer Nawijn.”
De heer Van As: “Precies. Waarom spreekt mevrouw Halsema de
huidige minister aan op dingen die gebeurden toen zij nog niet eens minister
was?”
Van continuďteit van overheidsbestuur heeft deze man kennelijk
niet gehoord, ofschoon hij toch 22 jaar bestuurlijke ervaring moet hebben,
eerst als raadslid en daarna als wethouder, in Alphen aan de Rijn. Het is
vragen naar de bekende weg en het kost vergadertijd.
Mevrouw Halsema: “De ministeriële verantwoordelijkheid werkt nu
eenmaal zo dat kennis die voorhanden is geweest bij IND-ambtenaren vanaf
eind 2002 behoord tot de kennis van de minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie. Op haar departement, bij haar ambtenaren, bij de IND, is die
informatie aanwezig geweest vanaf 2002. Dat betekent dat de minister
verantwoordelijk is voor die informatie. Een interessante vraag is overigens
waarom de heer Nawijn destijds al niet, als minister, een onderzoek heeft
ingesteld.”
De heer Van As: “Misschien is het goed dat de heer Nawijn daar
dadelijk zelf antwoord op geeft.”
De voorzitter: “Hij heeft een termijn.”
Het begint weer goed vanavond. De heer Van As: “Ik kom ook wel
even terug op dit punt.”
Mevrouw Halsema: “De tweede constatering is dat de minister in
haar onderzoek onzorgvuldig is geweest. Waarom is zij afgeweken van de
standaardprocedure? Nu was plotseling de uitspraak in Zembla voldoende om
vooralsnog tot het oordeel te komen dat Hirsi Ali nooit Nederlandse is
geweest. Waarom telde die uitzending van Zembla zo zwaar? Ik heb hier een
lijst van negen publicaties tussen de uitzending van Barend en Van Dorp in
2002 en Zembla in 2006 waarin Hirsi Ali zegt te hebben gelogen over haar
identiteit en/of waarin de naam Magan opduikt. Is dat in die twee dagen
onderzoek niet ook door de minister geconstateerd.
Zwaarder weegt voor mijn fractie nog dat de minister binnen
een dag na 15 mei had kunnen weten dat de grootvader van Hirsi Ali bij
geboorte Ali heette, als zij de moeite had gedaan om zelf navraag te doen
bij mevrouw Hirsi Ali. Want op 16 mei, een dag na het zo omstreden besluit,
komt Hirsi Ali met een verklaring, als toelichting op haar vertrek uit de
Kamer. Uit de Engelse versie van die persverklaring komt het volgende
citaat:
‘And
I was frightened that if I gave my real name, my clan would hunt me down and
find me. So I chose a name that I thought I could disappear with – the real
name of my grandfather, who was given the birth-name Ali.’
De minister is dus
onzorgvuldig geweest door niet eerst, zoals gebruikelijk, mevrouw Hirsi Ali
om opheldering te vragen. Zij heeft gelijke gevallen dus niet gelijk
behandeld. Die onzorgvuldigheid leidde, ten derde, tot het ontijdig naar
buiten brengen van de constatering dat Hirsi Ali nooit Nederlandse is
geweest. Op zijn minst een dag langer wachten en in alle rust contact
opnemen met Hirsi Ali had een enorme commotie, haar aftreden en de
internationale imagoschade voor Nederland, kunnen voorkomen. De minister
erkent in haar brief nu wel dat de afstemming met de premier onvoldoende
zorgvuldig is geweest, maar waarom niet ook andere fouten erkennen? Hoe kan
het eigenlijk dat de premier in een Netwerk-uitzending van donderdag 18 mei
2006 letterlijk zegt: ‘Ik kreeg te horen: er zal geen brief uitgaan’.
De minister berichtte in de brief aan de Kamer mede namens de premier dat er
op 15 mei nooit concrete afspraken zijn gemaakt. Ik verzoek om een
gedetailleerde reconstructie van die dag en de besluitvorming die heeft
plaatsgevonden in het overleg tussen de premier en de minister.
Sinds
gisteren weten wij definitief dat de constatering van de minister over het
Nederlanderschap onjuist was. Beide partijen, minister en Hirsi Ali, trekken
de identieke conclusie dat haar grootvader bij de geboorte de naam Ali droeg
en dat zij gerechtigd is die te dragen. Nu voor beide partijen deze
onderbouwing acceptabel wordt bevonden, zullen wij nooit weten wat de
rechter geoordeeld zou hebben.
Mij interesseert eerlijk gezegd eigenlijk vooral wat dit
betekent voor vergelijkbare gevallen. Is de minister met mij van mening dat
opnieuw naar alle gevallen gekeken moet worden, de 58 mensen van wie het
Nederlanderschap is ingetrokken en de 11 mensen die nog in behandeling zijn?
Hoeveel kinderen moeten wij daar nog bij optellen? Is de minister het met
mij eens dat er een nieuwe kans moet zijn op het terugkrijgen van het
Nederlanderschap, bijvoorbeeld voor de Dominicaanse moeder met twee kinderen
die gelogen zou hebben over haar achternaam, terwijl in de Dominicaanse
republiek volgens het Spaanse naamrecht de familie onder twee achternamen
bekend stond? Of wat te denken van de Iraanse man wiens roepnaam Reza is,
maar de officiële voornaam Alireza? Door de omrekening van de islamitische
jaartelling is een rekenfout gemaakt. De gemeenteambtenaar die de zaak
beoordeelde zag geen probleem, maar de IND trok op gezag van de minister
zijn Nederlanderschap en zijn verblijfsvergunning in.
Ten vijfde vind ik dat de minister onbehoorlijk is geweest.
Zonder enige juridische noodzaak heeft zij van mevrouw Hirsi Ali verlangd
dat zij een door de Staat opgestelde verklaring ondertekende. Daar waar
juridische overeenstemming is, is geen andere dan een politieke reden
denkbaar om dit te wensen: het dekken van de aftocht. Hoe bestaat het dat
aan het behouden van een paspoort een prijskaartje wordt gehangen, in de
vorm van een schuldverklaring, een aflaat voor de minister? De minister
erkent zelf zowel in haar brief, op pagina 3, als bij Nova, gisteravond, dat
de verklaring heeft meegewogen in haar beslissing over het Nederlanderschap.
Hoe beoordeelt de minister-president deze verklaring, het onzekere moment
waarop deze aan Hirsi Ali is voorgelegd ter ondertekening en de rol die de
verklaring heeft gespeeld in de uiteindelijke beslissing door de minister?
Tot slot: dit gedrag en deze fouten kunnen, als zij niet grondig
en overtuigend worden weerlegd, niet zonder politieke gevolgen blijven. Maar
wat gebeurt er? Het kabinet, de premier voorop, neemt tot dusverre de
volledige verantwoordelijkheid voor een minister die het eigen falen lijkt
te willen toedekken en alle schuld verschuift naar degene die afhankelijk
was van haar beslissing. Wat vindt de premier hier eigenlijk van? Is dit het
nieuwe boegbeeld in de normen en waardencampagne? Wat vindt de VVD, die wel
degelijk al die jaren op de hoogte was? Minister Zalm was op de hoogte,
minister Remkes was op de hoogte. Wat vindt de fractie van de VVD ervan dat
de minister haar voormalige collega zo offert voor de politieke
geloofwaardigheid?”
De heer Wilders: “Mijnheer de voorzitter. De kwestie Hirsi Ali
wordt een steeds beschamender vertoning, een politiek spel van leugens en
bedrog en politieke manipulatie. Er wordt gelogen over een naam, maar die
leugen wordt met het Somalische wetboek in de hand achteraf goedgepraat. Er
wordt gelogen over een geboortedatum, maar dat wordt ineens als onbelangrijk
onder het tapijt geveegd. Er wordt onder druk een schuldbekentenis
ondertekend, om het gezicht te redden van een zwabberende minister, met als
tegenprestatie dat het Nederlandse paspoort mag worden behouden.
Tegelijkertijd zegt de een dat de ander overal de schuld van is
en zegt de ander dat de een nog veel moet bijleren in de politiek. En dan
zijn er nog andere ministers die, naar nu blijkt, wel degelijk van die
eerdere leugens hebben geweten, maar er niets mee hebben gedaan, omdat zij
dachten dat het allemaal niet zo'n vaart zou lopen.
Het is een gęnante vertoning die, inderdaad, collega Bos, een
bananenrepubliek niet zou misstaan. Dit soort zaken is de reden dat de
mensen zich in grote massa's van de politiek afkeren. De mensen willen dat
wij ons hier vooral bezighouden met het oplossen van hun problemen in de
zorg, het geweld op straat, de criminaliteit, het onderwijs en ga zo maar
door. Maar nee, het is een slechte soap, de ruzie tussen mevrouw Verdonk en
mevrouw Hirsi Ali, waarop wij de mensen ook vanavond weer trakteren.
Ik ga even terug naar het debat van 16 mei. De Kamer heeft toen
over de kwestie Hirsi Ali moties aangenomen die erop neerkwamen dat de
regering nader onderzoek zou moeten doen naar de aanwezigheid van bijzondere
omstandigheden om tot een meer zorgvuldige besluitvorming te komen. Ook ik
heb die moties gesteund, omdat de besluitvorming inderdaad -ik druk mij nog
voorzichtig uit- toen al alles behalve zorgvuldig was. De brief die wij
gisteren van de regering hebben ontvangen getuigt niet van meer
zorgvuldigheid, maar is het gevolg van een uitkomst die er in politieke zin
blijkbaar koste wat kost moest komen. Een flinterdunne juridische uitleg
moet een politieke uitkomst maskeren.
De regering heeft als uitgangspunt genomen dat mevrouw Hirsi Ali
sowieso koste wat kost Nederlandse moest blijven en heeft daar vervolgens
zes weken lang argumenten bij gezocht. Dat is natuurlijk niet zoals het
moet.
Laat ik een paar punten die ik al eerder noemde nader bespreken,
om te beginnen de naam Ali. De minister verwijst naar de Somalische wet, de
Codice civile Somalo. Je moet er maar opkomen; veel gekker kan het toch niet
worden? Wij gaan Somalisch recht toepassen in Nederland. Is dat trouwens
eerder gebeurd? Omdat je volgens Somalisch recht de naam van de vader van je
vader mag gebruiken, mag dat hier nu ook, zelfs als je achteraf toegeeft dat
je gelogen hebt. Mij dunkt, in Nederland gelden Nederlandse regels en geen
andere, en dus ook geen Somalische. Maar zelfs als wij al zouden meegaan in
de redenering dat je volgens het Somalische recht de naam van je voorvaders
mag dragen, blijkt die in het geval Hirsi Ali niet uit de registers ter
plaatse, maar slechts uit verklaringen van familieleden, die natuurlijk niet
de meest objectieve getuigen zijn. Volgens een aantal hoogleraren die aan
het woord komen in een avondkrant van vandaag, worden getuigenverklaringen
van familieleden in migratierecht dan ook nooit als bewijs geaccepteerd.
Waarom nu ineens wel? En wat betekent dat voor vergelijkbare gevallen? De
regering betreedt hiermee een heilloze en dus verkeerde weg.
Dan het geboortejaar: mevrouw Hirsi Ali heeft bij haar
naturalisatieverzoek opgegeven in 1967 geboren te zijn, terwijl zij in
werkelijkheid in 1969 geboren is. In de brief zegt het kabinet daarover nu
ineens dat dit onvoldoende reden is om de identificatie van mevrouw Hirsi
Ali, en dus ook de naturalisatie, in twijfel te trekken. Hoe is dat
mogelijk? Liegen loont dus. Is dit zorgvuldig? Voorzitter, ik dacht het
niet. Vanaf vandaag weet de gehele wereld dat liegen in Nederland over je
geboortejaar mag en zonder gevolgen blijft.
Dan kom ik bij de verklaring van mevrouw Hirsi Ali zelf. Ik
begrijp dat zij die heeft getekend om er maar vanaf te zijn. Maar wij weten
inmiddels allemaal, en ik citeer haar, dat zij liever een andere verklaring
had ondertekend. Passages uit de verklaring van mevrouw Hirsi Ali komen nu
dan ook in een heel ander daglicht te staan. Zoals waar zij zegt volledig
begrip te hebben voor het feit dat minister Verdonk heeft gehandeld zoals
zij heeft gehandeld, en dat zij het betreurt dat zij de minister op het
verkeerde been heeft gezet. In normaal Nederlands: hier klopt geen biet van.
Nog geen dag na de ondertekening van die verklaring, zegt
mevrouw Hirsi Ali zelf dat zij de verklaring liever anders had gezien, dat
zij liever een andere verklaring had ondertekend, dat zij moeite heeft met
wat er in die verklaring staat en dat die niet meer dan een politiek
compromis is dat onder druk is ondertekend. De deal was: de een de
verklaring en een niet al te groot gezichtsverlies, de ander het paspoort.
Voorzitter, ik eindig mijn inbreng zoals ik hem begon: het is
een beschamende vertoning. Ik heb slechts één verzoek aan het kabinet: houdt
u alstublieft op met dit soort ongein, want u maakt de politiek hiermee
ongeloofwaardig. Niemand in dit huis misgunt mevrouw Hirsi Ali een prachtige
toekomst in de Verenigde Staten en ik misgun haar dat al helemaal niet. Maar
de feiten en de flinterdunne argumenten van dit kabinet kunnen maar tot één
conclusie leiden: het kabinetsbesluit dat mevrouw Hirsi Ali toch de
Nederlandse nationaliteit behoudt, is een verkeerd besluit.”
De heer De Wit: “Voorzitter. Ter voorbereiding van het debat heb
ik het stenografisch verslag van het debat van 16 mei jl. nog eens
doorgenomen. Zeker in combinatie met de brief die wij gisteren van de
minister mochten ontvangen, biedt het verslag een intrigerend beeld van het
gedraai, gemarchandeer en geritsel om een politiek probleem op te lossen dat
deze minister in haar zucht naar dadendrang en duidelijkheid grotendeels
zelf heeft gecreëerd. Centraal in het betoog van de minister stond: ik heb
buitengewoon zorgvuldig onderzoek gedaan en dat leidde maar tot één
conclusie: mevrouw Hirsi Ali is nooit Nederlandse geweest.
Feitelijk is de minister bij het vorige debat al door de knieën
gegaan. Dat deed zij door een motie te aanvaarden die uitsprak dat zij
ruimte had om bijzondere omstandigheden te wegen die zouden kunnen leiden
tot de constatering dat Hirsi Ali wel degelijk de Nederlandse nationaliteit
heeft verworven. En dat terwijl zij daarvoor in een zes uur durend debat had
volgehouden dat zij die ruimte niet had. Het is dan ook niet
verbazingwekkend dat er dan een brief komt, waarin staat dat die bijzondere
omstandigheden bij nader inzien wel degelijk blijken te bestaan. Opvallend
is dat de minister het niet zo noemt. Klaarblijkelijk wil zij de Kamer doen
geloven dat zij ook zonder die motie met duidelijke opdracht tot deze
conclusie zou zijn gekomen. Nou, dat lijkt mij niet.
De verklaring van mevrouw Hirsi Ali die bij de brief van
gisteren is gevoegd, komt kort samengevat neer op de mededeling: ik had niet
door dat ik eigenlijk niet loog over mijn naam, en dus kon de minister er
helemaal niks aan doen dat zij in sneltreinvaart constateerde dat ik geen
Nederlandse was. Dat is een verklaring die juridisch gezien volstrekt
irrelevant is voor het oordeel van de minister over de nationaliteit van
Hirsi Ali, en die is dus puur om politieke redenen opgesteld.
Als mevrouw Hirsi Ali de schuld op zich neemt voor de blamage
die deze discussie voor Nederland heeft opgeleverd, kan de Kamer de minister
niet veel meer verwijten, zo schijnt de redenering te zijn.
Hirshi Ali heeft inmiddels verklaard, dat zij die verklaring
onder druk heeft afgelegd en dat zij eigenlijk niet meende wat zij heeft
gezegd. Zij was bereid om mee te helpen het straatje van de minister schoon
te vegen, omdat zij daarvoor werd beloond met een snelle afhandeling van
deze zaak. Voor wat hoort wat. Een deal, zoals zij het zelf noemt. Mijn
fractie neemt deze gang van zaken zeer hoog op. Het moge duidelijk zijn dat
de verklaring van mevrouw Hirshi Ali wat mijn fractie betreft niets afdoet
aan de verantwoordelijkheid van de minister voor haar keuzes en optreden in
deze zaak. Dat optreden vonden wij bedroevend en dat vinden wij bedroevend.
Het gedoe rond de verklaring heeft ons oordeel alleen maar negatiever
gemaakt.
De belangrijkste conclusie uit de brief van gisteren is dat
Ayaan Hirshi Ali een geldig Nederlands paspoort heeft en dat zij Nederlandse
is geworden. De minister komt niet tot die conclusie op grond van
documenten, maar op grond van verklaringen van familieleden van Hirshi Ali.
Omdat er voor het probleem rond de naam een uitkomst is bedacht, vindt de
minister de valse geboortedatum niet meer zo erg. Laten wij eerlijk zijn.
Het bewijs voor de stelling dat Hirshi Ali terecht deze naam heeft opgegeven
in plaats van de naam Hirshi Magan bij haar naturalisatie is zo dun, dat je
erdoorheen kunt kijken. Is dat erg? Dat hangt ervan af. Hoewel het zeker
beter zou zijn als iedereen bij naturalisatie een volledig correcte naam
opgeeft, hoeft een fout of vergissing wat de SP betreft niet altijd fataal
te zijn. Maatwerk is hier geboden. Wij verwachten wel dat nu alle personen
die bij hun asielaanvraag of naturalisatie dwalen of verkeerd verklaren
omtrent hun naam of leeftijd met hetzelfde begrip en dezelfde coulance als
Ayaan Hirshi Ali zullen worden behandeld. In deze zaak heeft de minister
zich door de gemachtigden van mevrouw Hirshi Ali laten overtuigen dat haar
eerdere constatering niet deugde.
Asieladvocaten hebben ons gemeld dat er gevallen zijn waarbij betrokkenen
niet eens een termijn krijgen om te reageren op een voornemen tot
nietigverklaring. Voor hen rest alleen nog een procedure bij de rechtbank op
grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Kan de minister hier klip en
klaar toezeggen dat in alle gevallen waarin een voornemen tot
nietigverklaring aan de orde is, betrokkenen een termijn krijgen om te
reageren? Kan de minister hier toezeggen dat in alle gevallen waarin dat
niet is gebeurd, die termijn alsnog wordt geboden?
Dan de rol van de verklaringen van familieleden van mevrouw
Hirshi Ali. Doorgaans wordt door de IND aan een verklaring van familieleden
over gebruikte namen geen enkele waarde gehecht. De standaard afwijzende
formulering luidt dat de IND niet de waarde toekent aan de verklaring die de
betrokkene daaraan toegekend wil zien. In deze zaak berust de hele
redenering van de minister op verklaringen van de familie, zelfs tegen de
officiële registers van Kenia in, waar de naam van de familie immers
geregistreerd staat als Magan. Is de minister bereid toe te zeggen dat
verklaringen van familieleden voortaan wel doorslaggevend kunnen zijn als
bewijs voor een gebruikte naam, ook al ontbreken officiële papieren of
luiden die zelfs anders? Dat zou ook veel uitmaken voor alle mensen in
Nederland die niet kunnen worden genaturaliseerd, omdat hun land van
herkomst niet over geboorteregisters beschikt, of die registers als niet
betrouwbaar worden beoordeeld door Nederland.
De
minister vindt de geboortedatum niet zo belangrijk. Prima, maar dan spreken
wij af dat dat voortaan voor iedereen geldt. Als Hirshi Ali zichzelf zonder
consequenties twee jaar ouder mag maken dan zij is, moeten wij dat ook
gunnen aan iedereen die in een soortgelijke situatie verkeert. Dan moeten
wij diezelfde marge hanteren en dan hangen wij niet meer de complete
geloofwaardigheid van een asielverhaal, zoals meestal bij minderjarige
asielzoekers, op aan een onjuiste datum. Mijn fractie heeft in het eerste
debat over deze zaak gevraagd om ruimhartigheid voor iedereen in een
vergelijkbare situatie als Ayaan Hirshi Ali, mensen die hier al jaren zijn,
die hier een leven hebben opgebouwd en die keihard worden geconfronteerd met
de consequentie van wat kleine misstappen zijn geweest, die soms niet eens
bewust zijn gezet.
Ik heb bijna alle partijen
zes weken geleden horen roepen dat de Kamer echt niet bezig was om een
uitzondering te maken voor een bekende Nederlander en dat niet
tegelijkertijd alle onbekenden zouden mogen wegzinken. Ik mag het hopen.
Deze minister gelooft in ‘regels zijn regels’. Gelooft zij ook in
‘gelijke monniken, gelijke kappen’, of is iedereen gelijk, maar zijn
Kamerleden meer gelijk dan anderen? De minister en de Kamer kunnen alleen
aan een terechte beschuldiging van klassenjustitie ontkomen, als er vanaf nu
in het licht van de zaak Hirshi Ali drastisch anders wordt omgegaan met het
vreemdelingenrecht. Niet meer meedogenloos, zonder aanzien des persoon, maar
met begrip voor omstandigheden en menselijke fouten en even
oplossingsgericht als de minister in deze zaak, zij het onder hevige
politieke druk, te werk is gegaan.”
De heer Van As: “Voorzitter. De discussie rondom mevrouw Ayaan
Hirsi Ali was in mijn gedachtegang eigenlijk een soap. Na de inbreng van de
heer Wilders, waarin ik mij goed kan vinden, wordt het eigenlijk een soort
drama in twee bedrijven. Het eerste bedrijf heeft al plaatsgevonden, het
tweede komt vanavond.
Wat is hier aan de hand? Wat zich hier voltrekt, is eigenlijk te
gek voor woorden. Wij praten over een voormalig lid van de Tweede Kamer dat
door deze minister c.q. het kabinet met alle égards is en wordt behandeld.
Ik ga er althans van uit dat het kabinet met één mond spreekt. Vorige keer
was dat iets minder het geval. Minister Donner durfde eigenlijk zijn mond
niet open te doen. Nu zit de premier hier en ik hoop ook van hem
duidelijkheid in deze zaak te krijgen.
Het gaat om iemand die nota bene op grond van list en bedrog
-leugens over de naam, over de geboortedatum, over het land van herkomst-
een Nederlands paspoort heeft gekregen. De top van de VVD en ook minister
Remkes en minister Zalm waren volledig op de hoogte van wat zich voltrokken
heeft. De VVD dacht na het verkiezingsechec van 2002 een gouden kalf te
hebben binnengehaald. De zaak moest maar even op persoonlijke wijze worden
geritseld.
Het verbaast ons in hoge mate dat deze minister, nadat zij de
vorige keer in deze Kamer behoorlijk terechtgewezen is, de zaak nu op deze
manier afdoet: behoud van paspoort et cetera. Ik was het overigens niet eens
met die terechtwijzing, want ik vond dat de minister vrij snel had
gereageerd. Mij is gebleken dat de minister in een dodelijke omarming tussen
de Kamer en het kabinet zit. Het is te gek voor woorden.
Als een en ander nu zo gemakkelijk via Somalisch recht geregeld
kan worden, waarom is dan destijds zo overhaast gereageerd? Waarom heeft de
minister destijds geoordeeld dat Somalisch recht niet in Nederland
aangehouden kon worden en waarom kan dat nu wel? Ook deze minister begint te
draaien. Waarom heeft de IND niet gereageerd toen bleek dat er
onduidelijkheid bestond over de ware naam en leeftijd van Ayaan? Mevrouw
Halsema heeft erop gewezen. Ik hoop dat de heer Nawijn in zijn verhaal ook
ingaat op de wijze waarop dat in 2002 is gebeurd. Hoe kan het eigenlijk dat
de IND en de minister pas aan deze zaak zijn gaan werken nadat een
actualiteitenprogramma het oude verhaal heeft opgerakeld?"
Het wordt nu wel duidelijk, dat nu Verdonk op deze wijze
tegemoet is gekomen aan een Kamermeerderheid, de behoudende en rechtse
woordvoerders haar flink op het vestje spugen.
De heer van As: “Het gedoe over de naam is nu wel duidelijk,
maar waarom telt het feit dat de geboortedatum nog steeds niet klopt -zelfs
in Somalisch recht is een geboortedatum een geboortedatum- nu niet mee in de
overweging? De uitkomst is dat het Somalisch recht kennelijk ook een werking
heeft in de Nederlandse samenleving. Dat is op zichzelf al bizar.
Waarom was de ondertekende verklaring van Ayaan nodig? Het recht
geldt of het geldt niet, maar het geldt in ieder geval niet voorwaardelijk.
Klopt het eigenlijk minister, dat deze verklaring ondertekend moest worden
voordat de beslissing over een nieuw paspoort genomen kon worden, of staat
dat er los van?
Natuurlijk blijft er ook een aantal vragen bij het gedrag van
mevrouw Ayaan Hirsi Ali. Wij blijven van mening dat ook bij haar verwijtbaar
gedrag aantoonbaar is. Wij vinden het bizar dat iemand een verklaring
ondertekent waarmee feitelijk wordt aangegeven dat zij eerder gelogen heeft.
Dat is de draai die ook de heer Borst eraan heeft gegeven. Het probleem van
de gelogen leeftijd blijft bestaan. Hoe dacht de minister dit te verklaren
en hoe wil zij in het kader van het gelijkheidsbeginsel andere gevallen
behandelen? Ik heb de minister een brief geschreven over iemand uit Iran die
de naam Ali Resa van kinds af aan hanteerde plus een geboortedatum gebaseerd
op de Iraanse jaartelling. Dit is door de IND verkeerd vertaald en
betrokkene is op 6 maart van dit jaar afgewezen op grond van het arrest van
de Hoge Raad. Het verbaast ons in hoge mate dat het kabinet nu ineens met
een heel ander verhaal komt. Ik vraag mij af wat dan nog de zin is van een
arrest van de Hoge Raad. De rechterlijke macht is immers het hoogste
rechtsorgaan in ons land. Als die een uitspraak heeft gedaan, moet men zich
daaraan houden, tenzij de wet wordt gewijzigd.
Ik heb de minister vragen gesteld over dit vergelijkbare geval
en indertijd ook over de zaak Gümüs, waarbij die mensen gewoon het land zijn
uitgewezen. Zo zijn er nog tig gevallen te noemen. Zoiets riekt gewoon naar
klassenjustitie, naar gelegenheidspolitiek of naar gelegenheidswetgeving. Op
welke manier denkt het kabinet en in het bijzonder de minister-president
deze handelwijze te kunnen verantwoorden, mede gelet op het feit dat deze
minister-president het in acht nemen van normen en waarden hoog in het
vaandel heeft? Onze fractie heeft dat trouwens ook, maar wij kunnen voor
deze gang van zaken geen verklaring geven. Wij zijn verbaasd.
Voorzitter, welke waarborgen zijn er dat geen vertaalfouten
worden gemaakt? Die fouten blijken steeds weer de kop op te steken. Ook nu
wordt door de minister hieraan heel gemakkelijk voorbijgegaan. Wij kunnen
dat niet rijmen met haar taak. Wij eisen van deze minister dan ook een
behoorlijke verklaring. Wij willen vernemen op grond waarvan zij tot haar
oordeel is gekomen.”
De heer Nawijn: “Mijnheer de voorzitter. De leugen regeert. Of:
regeert de leugen? Aan deze vraag doet deze kwestie denken. U of de
Nederlandse bevolking mag het zeggen. Aan alle kanten druipt het ervan af:
met een leugen krijgen andere gevallen waarbij een leugen lijkt te zijn
begaan weer de aandacht. De inhoud van de brief van de minister van 27 juni
2006 is verbazingwekkend. Na de fantastische, standvastige houding van de
minister in het debat van 16 mei maakt de minister nu een draai van 180
graden. Terecht zei de minister op 16 mei jl. dat identiteitsfraude bij
naturalisatie betekent dat het verlenen van het Nederlanderschap niet heeft
plaatsgevonden. Immers, de vraag is wie nou eigenlijk is genaturaliseerd? Is
dat Ayaan Hirsi Ali, geboren op 13 november 1967, of is dat: Ayaan Hirsi
Magan, geboren op 13 november 1969? Volgens het Koninklijk besluit van 1997
is de eerste persoon genaturaliseerd, maar die schijnt niet te bestaan. Dus
niet genaturaliseerd is: Ayaan Hirsi Magan, geboren op 13 november 1969,
maar zij is nu juist de persoon waarvan vaststaat dat zij lid van deze Kamer
is geweest.
De minister verdedigde op 16 mei terecht de stelling dat bij
identiteitsfraude geen beroep kan worden gedaan op bijzondere
omstandigheden. Dat kwam en komt overeen met het gestelde in de wet en met
de jurisprudentie. De minister zei dit dus ondanks het feit dat de overgrote
meerderheid van deze Kamer er, naar mijn mening: ten onrechte, anders over
dacht. Maar wat doet de minister nu? Zij doet niet wat de Kamer heeft
gevraagd, namelijk de bijzondere omstandigheden laten meewegen, maar zij
stelt dat geen sprake is van identiteitsfraude, gelet op het Somalische
familierecht en gelet op enkele verklaringen van familieleden. Sinds wanneer
houdt het immigratie- en naturalisatierecht rekening met het recht van het
land van herkomst? Ik heb dat niet meegemaakt zolang ik met immigratie bezig
ben geweest. De regel is namelijk altijd: het Nederlandse recht komt eerst,
dat geldt. Ik meen verder dat de minister zich nu op een zeer glibberig pad
bevindt. Stel dat het volgens het recht mogelijk is om een heel andere naam
te dragen. Hoe moeten wij met dat recht dan omgaan? Hoeveel vreemdelingen in
Nederlanders hebben niet dezelfde naam? Velen, en daarom is de geboortedatum
erg belangrijk. Bij het noemen van die datum is gelogen. Echter, blijkens
haar brief neemt de minister dat op de koop toe. Het gaat immers om de
vaststelling van de ware identiteit van de betrokken vreemdeling. Daarvoor
is nodig: de juiste naam, de juiste geboortedatum, de juiste geboorteplaats
en alle andere identiteitsgegevens.
Op grond van onze wetgeving
is het in het geval iemand een verkeerde naam en geboortedatum heeft
opgegeven mogelijk om bij de rechter om wijziging van die naam en
geboortedatum te vragen. Dan moet je wel belangrijke redenen hebben voor het
feit dat je een andere naam en andere geboortedatum hebt opgegeven. Uit
ervaring kan ik u vertellen dat die procedure zeer zwaar is. De rechter wil
namelijk een zeer valabele reden horen voor het veranderen van de naam, de
geboortedatum of een ander identiteitsgegeven.
Het is
dan ook onbegrijpelijk. De minister laadt nu heel sterk de verdenking op
zich dat zij niet handelt op juridische gronden, maar onder politieke druk
van de meerderheid van deze Kamer en vooral onder grote druk van haar eigen
partij. Dat is heel gevaarlijk. Wet en recht worden overboord gezet onder
politieke druk. Geldt ook hier niet "gelijke monniken gelijke kappen"? Aan
Ayaan Hirsi Magan, geboren op 13 november 1969, is het Nederlanderschap niet
verleend. Het is dan ook terecht dat haar paspoort is of wordt ingetrokken.
Zij is geen uitzondering op de vele anderen die hetzelfde is overkomen.
De VVD heeft uitermate veel boter op het hoofd, als ik de
stukken en ook de brief van de minister lees. De VVD krijgt de zaak als een
boemerang keihard terug. De voorzitter van de VVD wist in december 2002,
januari 2003 wat er aan de hand was. De toenmalige minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie is naar mijn mening ten onrechte niet op de
hoogte gesteld. Mijnheer Verhagen, het is maar dat u het weet: de minister
die er toen zat, is niet op de hoogte gesteld. Dat blijkt ook uit de brief
van minister Verdonk. Maar de minister van Binnenlandse Zaken wist het wel.
Het had uit collegiaal oogpunt voor de hand gelegen dat ook de minister voor
Vreemdelingenzaken op de hoogte was gesteld, want dan was de zaak anders
gelopen; dat kan ik u verzekeren.”
Hier heeft de
slimme ex-advocaat wel een punt.
De heer Nawijn: “Dan was Ayaan Hirsi Ali het Nederlanderschap
toen al kwijtgeraakt. Ik vind dat toch heel ernstig. Ik vraag de
minister-president hoe men naar zijn mening in de collegiale verhoudingen in
een kabinet met elkaar moet omgaan. Ik wil de minister twee vragen stellen.
In hoeveel naturalisatiezaken is in de afgelopen jaren rekening gehouden met
het familierecht in het land van herkomst?
Ook komt de vraag stevig terug hoe zij precedentwerking van deze
beslissing voorkomt. Daar ben ik zeer benieuwd naar. Ik denk dat vele zaken
opnieuw aan de orde zullen worden gesteld. Op zichzelf geef ik de advocaten
van de betrokken vreemdelingen geen ongelijk. Ik denk dat het een mission
impossible is voor deze minister, maar ik wacht haar antwoord af.”
De heer Verhagen: “Voorzitter. De kwestie waaraan wij vandaag
wederom een debat wijden lijkt wel op het WK voetbal. Daar worden ook vele
wedstrijden beroerd gespeeld, maar uiteindelijk telt het resultaat of een
ploeg doorgaat. Welnu, ook deze wedstrijd was niet om aan te zien, maar de
CDA-fractie is tevreden met de uitkomst. Wij moeten van daadkracht geen
karikatuur maken, zo zei ik tijdens het debat dat wij in mei hebben gehouden
over het Nederlanderschap van mevrouw Hirsi Ali. Die woorden werden eens te
meer bevestigd toen wij gisteren het bericht kregen dat Ayaan Hirsi Ali
Nederlander was, is en blijft.
In het debat in mei constateerde ik al dat het besluit van
minister Verdonk dat Ayaan Hirsi Ali niet geacht werd rechtmatig het
Nederlanderschap te hebben verworven te snel en onzorgvuldig is genomen en
te vroeg bekend is gemaakt. Wij vonden destijds dat de minister niet
onvermijdelijk tot dat besluit had hoeven te komen. Als de minister niet
binnen 48 uur haar besluit publiek had gemaakt, als zij voldoende had
afgestemd met de minister-president en het kabinet en als zij de termijn van
zes weken had gebruikt voor zorgvuldig onderzoek inclusief het weerwoord van
Ayaan Hirsi Ali, dan was deze poppenkast niet nodig geweest. Maar dat was
het vorige debat. Ik heb dat debat toen afgesloten met een breed gedragen
motie, waarmee wij van de minister eisten de feiten alsnog zorgvuldig te
onderzoeken en de ruimte te gebruiken die de wet biedt. Als wij de minister
niet met deze motie tot nader onderzoek hadden aangezet, dan was deze
uitkomst er waarschijnlijk niet gekomen.
Wij hebben er in mei tien uur over gedebatteerd en ik heb geen
zin die tien uur vanavond dunnetjes over te doen, maar er resteren nog wel
een paar zaken die de CDA-fractie vanavond kwijt wil.”
Dit gaat mij iets te rap. De heer Verhagen kan niet stellen dat
de minister nu aan het verzoek van zijn motie is tegemoet gekomen. Verhagen
kan toch nooit zelf het idee hebben gehad dat de minister voor een
schuldbekentenis diende te zorgen zoals mevrouw Ayaan Hirsi Ali die nu
getekend heeft. Zonder die schuldbekentenis, zo bekende minister Verdonk
gisteravond voor de televisie, zou het niet zo zijn gegaan als nu het geval
is. Verhagen zal daar de hele avond aan voorbijgaan ook al wil hij 15 mei
niet nog eens dunnetjes overdoen. Hij zal door minister Verdonk deze keer
tot zonsopgang worden bezig gehouden.
De heer Nawijn: “U was inderdaad de indiener van de motie. U
weet ook dat in die motie heel wat anders is gevraagd dan wat de minister nu
doet. Hoe beoordeelt u dat?”
De heer Verhagen: “Tijdens het debat heb ik heel nadrukkelijk
gesteld dat de minister wel degelijk ruimte had om te kijken naar bijzondere
omstandigheden. Ik heb gezegd dat zij niet hoe dan ook tot de conclusie
moest komen die zij 15 mei hier verwoordde. Ik heb letterlijk het volgende
gezegd: "De bijzondere omstandigheid kan er ook in bestaan dat men binnen de
clan in Somalië wat vrijer is naar wie je je noemt. Heeft de minister
daarnaar gekeken?" Dat zei ik omdat de minister toen suggereerde dat er geen
enkele vrijheid was. Zij stelde dat zij niet de mogelijkheid had om daarnaar
te kijken. Ik heb expliciet dit voorbeeld genoemd, omdat daaruit blijkt dat
er op grond van het Somalisch gewoonterecht wel degelijk de mogelijkheid is
dat je je vernoemt naar je grootvader. Ik opperde toen dat daarnaar gekeken
had moeten worden. De minister heeft dat vervolgens gedaan.”
De heer Nawijn: “Nee, u hebt gevraagd naar bijzondere
omstandigheden of feiten. De minister verwijst nu echter naar het
familierecht van Somalië. Dat is wat anders dan omstandigheden. De minister
heeft dus wat anders gedaan dan waarom u in de motie hebt gevraagd."
De heer Verhagen: “Ik heb letterlijk gezegd dat de bijzondere
omstandigheid er ook in kan bestaan dat men binnen de clan in Somalië wat
vrijer is naar wie men zich noemt. De heer Nawijn moet niet doen of ik dat
element niet naar voren heb gebracht. Ik heb ook gevraagd om niet alleen
naar de bijzondere omstandigheden te kijken, maar ook het weerwoord af te
wachten. Op het moment dat je je hier aanmeldt met een naam die in je
geboorteland rechtsgeldig is, dan kan dat een normale gang van zaken zijn.”
De heer Rouvoet: “Terecht verwijst de heer Verhagen naar zijn
motie waardoor de minister gedwongen werd opnieuw naar de zaak te kijken,
alsnog de zorgvuldigheid in acht te nemen waardoor wij nu, zes weken later,
opnieuw een debat hebben. Was de heer Verhagen net zo verbaasd als ik toen
hij in de brief de minister met enige trots ziet zeggen dat het aan de door
haar gevolgde procedure te danken is dat alle feiten omtrent het Somalisch
naamrecht en dergelijke nu op tafel zijn gekomen?”
De heer Verhagen: “Daar was ik inderdaad verbaasd over. Het is
ook de reden waarom ik hier gezegd heb dat, als wij de minister niet met de
motie tot nader onderzoek hadden aangezet, deze uitkomst er waarschijnlijk
niet was gekomen. Laat duidelijk zijn dat het CDA blij is dat de minister de
motie van de Kamer heeft uitgevoerd. De minister heeft geluisterd naar de
Kamer en gedaan wat de Kamer van haar vroeg.”
Ook een schuldbekentenis, mijnheer Verhagen?
De heer Verhagen: “Wij zijn daar tevreden mee. De minister heeft
alsnog zorgvuldig onderzoek laten verrichten en is tot een afgewogen
conclusie gekomen. Het zou dan ook vreemd zijn als wij de minister kwalijk
gaan nemen dat zij de wens van de Kamer heeft uitgevoerd. Daarnaast is de
wet toegepast, en de wet is voor iedereen gelijk. De toepassing van de wet
vereist zorgvuldigheid. Ayaan Hirsi Ali heeft als bekende parlementariër
niet meer, maar ook niet minder rechten dan ieder ander. Gelijke monniken,
gelijke kappen. Alle gelijke gevallen moeten een gelijke behandeling
krijgen. Van klassenjustitie is en kan wat ons betreft geen sprake zijn.
De CDA-fractie wil verder en heeft er geen behoefte aan om de
niet-geringe ketelmuziek rondom deze kwestie voort te zetten. Toch moet ons
van het hart dat de reacties van minister Verdonk en Ayaan Hirsi Ali
gisteren ons hebben verbaasd. Het zou de minister hebben gesierd als zij met
meer tact en bescheidenheid zou hebben gereageerd en niet alle schuld bij
anderen zou hebben gelegd. Ayaan Hirsi Ali draagt met haar verschillende
verklaringen ook haar steentje bij aan de grote verwarring en aan de satire
die de politiek volgens haar in deze zaak is. Wij hopen dat het circus stopt
en dat alle betrokkenen ophouden met het voeren van schimmengevechten, zodat
wij een streep door deze zaak kunnen zetten."
Mijnheer Verhagen, u bent evenzeer een betrokkene die aan dit
schimmengevecht meedoet, door net te doen alsof Verdonk uw motie heeft
uitgevoerd. Gelukkig kan iedere volwassene en ieder kind dat deze notulen
kan lezen, vaststellen dat u een slapjanus bent.
De heer Verhagen: “Ik zei al dat de CDA-fractie onaangenaam
verrast was door de ophef, de commotie en de onzorgvuldigheid waarmee in
deze zaak te werk is gegaan. Desalniettemin zijn wij blij met de uitkomst.
De minister heeft geluisterd naar de Kamer en Ayaan Hirsi Ali heeft haar
Nederlanderschap behouden. De hele zaak verdient geen schoonheidsprijs, maar
wij moeten na vanavond wel verder."
De heer De Wit: “De heer Verhagen had het over gelijke monniken,
gelijke kappen en vindt dat dit beginsel vanzelfsprekend moet worden
toegepast. Wat houdt dit concreet voor hem in, bijvoorbeeld in de gevallen
waarin een negatieve beslissing is genomen, maar waar mogelijk hetzelfde aan
de hand is als in de zaak-Ayaan Hirsi Ali?"
De heer Verhagen: “In de brief van de minister wordt, naar
aanleiding van vragen van de vaste Kamercommissie voor Justitie, verwezen
naar 74 zaken waarin onjuiste identiteitsgegevens geleid zouden hebben tot
een voorlopig of definitief oordeel dat geen rechtsgevolg kan worden
verbonden aan de verlening van het Nederlanderschap. Hierbij is een aantal
procedures gevolgd en nadien heeft een aantal mensen toch hun
Nederlanderschap behouden. In 52 zaken is vastgesteld dat betrokkene geen
Nederlander is. Als het hierbij om gelijke gevallen gaat als dat van mevrouw
Hirsi Ali, dan horen die tot hetzelfde resultaat te leiden; dat vloeit voort
uit het principe van gelijke monniken, gelijke kappen.”
De heer De Wit: “Bent u dus van mening dat de minister nog een
keer naar deze zaken moet kijken? Wij kunnen nu uiteraard immers niet
beoordelen hoe deze zaken precies verlopen zijn, en dus weten wij ook niet
of de minister dezelfde vragen heeft onderzocht die wellicht ook aan de orde
zijn in alle zaken die vergelijkbaar zijn met die van mevrouw Hirsi Ali."
De heer Verhagen: “In een normale zaak kan iedereen die wordt
aangeschreven, zes weken gebruiken voor een verweer. Door het publiek maken
van het besluit of de conclusie van de minister over de zaak van mevrouw
Hirsi Ali, werd het gebruiken van deze zes weken feitelijk onmogelijk in
deze zaak, tenzij de motie haar daartoe gedwongen heeft. Dit is het grote
verschil tussen de zaak van mevrouw Hirsi Ali en de andere zaken. Ik weet
niet welke elementen in deze vergelijkbare gevallen in het verweer naar
voren zijn gebracht. Als het dezelfde elementen zijn die nu in de zaak van
mevrouw Hirsi Ali worden gehanteerd, dan zou dit tot dezelfde conclusie
hebben moeten leiden. Ik ben echter uiteraard niet bij de desbetreffende
rechtzaken geweest en heb er geen enkel zicht op of dezelfde argumenten en
hetzelfde verweer naar voren zijn gebracht in deze gevallen. Als ik zeg dat
er geen klassenjustitie moet plaatsvinden, dan betekent het dat, als er
sprake is van eenzelfde verweer, dit tot dezelfde conclusie moet leiden.”
De heer De Wit: “De vraag blijft natuurlijk hoe wij dat te
weten komen. Vindt u het niet noodzakelijk dat wij dan ook vernemen van de
minister wat er daadwerkelijk in deze zaken is gebeurd, zodat wij het
beginsel van gelijke monniken, gelijke kappen overeind houden?”
De heer Verhagen: “De rechter heeft hierover een definitief
oordeel uitgesproken. De minister schrijft dat zij zich nog zal bezinnen op
de consequenties van de zaak van mevrouw Hirsi Ali voor een aantal andere
zaken. Ook naar aanleiding van de discussie die is ontstaan door de
motie-Van der Vlies, zal zij bezien hoe zij hiermee überhaupt verder moet
gaan. Ik wacht dus juist die elementen af voordat ik daarover iets kan
zeggen. Ik zeg nogmaals dat ik vind dat wij niet op de stoel van de rechter
moeten gaan zitten, maar ik zeg wél dat een besluit van de minster, als het
over een gelijk geval gaat met eenzelfde soort verweer, tot dezelfde
conclusie moet leiden, namelijk het behoud van het Nederlanderschap.”
De heer Van As: “Ik begrijp de intenties van de heer Verhagen
wel, maar dan had het toch op een andere manier onderzocht moeten worden.
Het gaat dan namelijk om bijzondere verdiensten of wat dan ook. Het verbaast
mij nu echter dat de heer Verhagen voorbijgaat aan het punt van de
identiteitsfraude waarover een duidelijk arrest van de Hoge Raad ligt. Hij
koppelt er bijzondere omstandigheden aan. Dus concludeer ik dat in zijn
optiek recht en wet niet meer tellen. Dat betekent dan dat wij hier
inderdaad in een bananenrepubliek leven.”
De heer Verhagen: “Dit is deels een herhaling van het debat dat
wij op 16 mei hebben gevoerd naar aanleiding van de motie die ik toen
ingediend heb. Ook toen heb ik tegen de heer Van As gezegd van mening te
zijn dat de wet meer ruimte bood dan de minister suggereerde als het gaat
over de bijzondere omstandigheden, dat de minister mijns inziens niet
zorgvuldig had gehandeld en onvoldoende had gekeken naar de mogelijkheden
die de wet bood en dat de conclusie die zij op 15 mei verwoordde niet
onomstotelijk vaststond.
Ook toen heb ik tegen de heer Van As gezegd dat ik van mening
ben dat de wet meer ruimte bood dan de minister suggereerde. Ik doelde
daarmee op de bijzondere omstandigheden. Tevens heb ik gezegd dat ik van
mening was dat de minister niet zorgvuldig had gehandeld en dat zij de
mogelijkheden van de wet niet voldoende had onderzocht. Ik heb opgemerkt dat
de conclusie die zij op 15 mei jongstleden heeft verwoord, niet
onomstotelijk vaststond. Tijdens dat debat heb ik eveneens gezegd dat ik van
mening was dat het huiswerk op basis van de beschikbare ruimte -- de
meerderheid van de Kamer heeft in die motie vastgelegd dat er meer ruimte
was -- moest worden overgedaan. Ik ben dus niet van plan om datgene te doen
wat de heer Van As suggereert. Evenals de meerderheid van de Tweede Kamer
heb ik gezegd dat er meer ruimte is in de wet en dat er zorgvuldig onderzoek
behoort te worden gedaan. Die bijzondere omstandigheden moeten wij niet eng
uitleggen. Die bieden naar mijn mening en die van de meerderheid van de
Kamer meer mogelijkheden. Dat concluderen wij onder andere op basis van de
uitspraak van de Hoge Raad.”
De heer Van As: “Als het de bedoeling van de heer Verhagen is
geweest om het kabinet met zijn motie te verzoeken, de bijzondere
omstandigheden of verdiensten van betrokkenen onder de loep te nemen, is dat
iets anders dan het op zijn manier legaliseren van identiteitsfraude. Dat is
op grond van de wet volstrekt niet toegestaan.”
De heer Verhagen: “Ik heb betwist dat er sprake is of zou zijn
van identiteitsfraude. Tijdens het vorige debat heb ik juist gezegd dat het
naar mijn idee ook tot de mogelijkheden moet kunnen behoren om op grond van
het Somalische recht de naam van je grootvader te gebruiken. Het kabinet is
het wat dat betreft overigens met mij eens. Dat blijkt uit de brief. In de
motie staat dat er bijzondere omstandigheden waren die breder uitgelegd
dienden te worden dan de minister heeft gedaan. Ik heb letterlijk de wens
geuit dat de minister nagaat of er bijzondere omstandigheden zijn die
rechtvaardigen dat er geen sprake is van een automatisme.”
Mevrouw Halsema: “Ik heb niet voor niets twee voorbeelden
aangehaald om duidelijk te maken dat er geen sprake lijkt van fraude. Het
definitieve oordeel dat in een aantal zaken door de IND is geveld, heeft
voor een groot aantal mensen al geleid tot het intrekken van de
nationaliteit. Of de nationaliteit is op grond van die oordelen nooit
verleend. Ook verblijfsvergunningen zijn op grond van uitspraken van de IND
ingetrokken. Als de heer Verhagen wil dat die zaken opnieuw worden
beoordeeld -- het verheugt mij overigens dat hij dat zegt -- moet dat ook
consequenties hebben voor de rechtspositie van die mensen. Sommigen
verblijven op dit moment als illegaal vreemdeling in ons land. Anderen zijn
al uitgezet of die dreiging hangt boven hun hoofd. Kan de heer Verhagen
daarover iets zeggen?”
De heer Verhagen: “Ik wil dat de minister op dit punt in ieder
geval de garantie geeft dat soortgelijke gevallen op dezelfde wijze worden
afgehandeld. Ook dat hebben wij tijdens het vorige debat opgemerkt. De
minister heeft dat eveneens tijdens dat debat naar voren gebracht: gelijke
monniken, gelijke kappen. Als er sprake is van een soortgelijke situatie,
moet dat dus leiden tot het herroepen van dat besluit met de gevolgen die
daaraan zijn verbonden. Als de minister de garantie geeft dat er geen
soortgelijke gevallen zijn, is het een ander verhaal.”
De heer Bos: “Voorzitter. Daar zijn we weer. Zes weken nadat wij
hebben vastgesteld dat minister Verdonk onzorgvuldig tot een besluit was
gekomen, kunnen wij nu concluderen dat het
ook een verkeerd besluit was. Het
was het verkeerd besluit. Het was op deze manier niet nodig geweest en de
schade voor Ayaan is enorm. Ook is enorme schade aangericht aan het gezag
van het kabinet, aan de rechtsstaat en aan de reputatie van Nederland in het
buitenland. Dat heeft de heer Verhagen bedoeld met de opmerking: eind goed,
al goed.
Datgene wat wij gisteren van minister Verdonk in de vorm van een
brief kregen voorgeschoteld, is een grote witwasoperatie. Het lijkt niet
meer het doel te zijn om recht te doen aan Ayaan, laat staan aan anderen die
zich in vergelijkbare situaties bevinden. Er was sprake van een geheel ander
doel: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat minister Verdonk koste wat kost op
het pluche mag blijven zitten? Minister Verdonk kon dus opeens niet anders
meer handelen dan zij heeft gedaan. Er was opeens geen sprake meer van
onzorgvuldigheid. Opeens was het allemaal de schuld van Ayaan. Er waren
plotseling geen afspraken meer met minister Zalm en minister-president
Balkenende over het moment waarop de brief aan Ayaan naar buiten zou worden
gebracht. Evenmin waren er afspraken die door minister Verdonk geschonden
konden worden. En er was opeens geen falende regie meer van de
minister-president.
Denkt het kabinet nu werkelijk dat er iemand is die dit verhaal
gelooft? Buiten deze zaal in ieder geval helemaal niemand. Binnen deze zaal
kennelijk een aantal mensen wel, voor wie het redden van de minister
belangrijker is dan elementaire zorgvuldigheid en fatsoen.
Ik vind de hele gang van zaken om twee redenen beschamend.
Allereerst omdat met iets meer zorgvuldigheid enorm veel ellende te
vermijden zou zijn geweest. Misschien nog wel erger is de schaamteloze
manier waarop iedereen nu zijn handen in onschuld wast, om vervolgens alle
schuld toe te schuiven naar degene die zich hier niet meer verdedigen kan,
Ayaan Hirsi Ali.
De ellende was te vermijden geweest. Alles wat de minister in de
afgelopen weken heeft onderzocht en te weten is gekomen, had zij ook zes
weken geleden kunnen onderzoeken en zou zij dan te weten zijn gekomen. Het
is nog erger. Dat is ook precies wat ambtenaren van de minister al in het
jaar 2002 hadden geconcludeerd in een memo dat de minister vorige maand ook
kende. Daarin schrijven zij namelijk dat er ook in de jaren 2002 en 2003
twijfels waren over de identiteit van Ayaan, maar zij concludeerden
vervolgens niet dat dit zou moeten betekenen dat er meteen een brief
geschreven moest worden waarin wordt aangekondigd dat Ayaan haar
nationaliteit misschien zou kwijtraken. Nee, zij adviseerden om eerst een
brief aan Ayaan te schrijven om te vragen hoe het eigenlijk zat. Vorige
maand zei de minister dat zij niet anders kon. Vandaag moet de conclusie
zijn dat zij wel anders kon. Sterker nog, dat was haar ook geadviseerd en
wel door haar eigen ambtenaren.
Hier treft ook de minister-president blaam. Hij had moeten
beseffen dat het kleinste foutje bij een besluit over Ayaan veel grotere
gevolgen zou hebben voor het aanzien van Nederland in het buitenland dan
welk foutje rond welke andere paspoortaanvrager dan ook en dat dit de
reputatie van Nederland in het buitenland ernstig zou kunnen schaden. Vorige
maand verklaarde de minister-president dat de brief niet uit zou gaan zonder
zijn toestemming of in ieder geval niet die bewuste maandag. In de brief van
gisteren lezen wij plots dat er nooit sprake was van zo'n afspraak. Het
lijkt mij dat daarmee het probleem voor de minister-president alleen maar
groter is geworden. Of er was een afspraak en hij werd in zijn hemd gezet
door minister Verdonk, die zich daar niet aan stoorde, of er was geen
afspraak en dan heeft hij onvoldoende gezien hoe belangrijk zijn regie juist
op dit punt nodig was. Ik hoor graag vanavond hoe het zit.
In het debat van vorige maand heb ik al gezegd dat hoe deze
affaire ook afloopt, die voor alle anonieme mensen in vergelijkbare
situaties hoop moet bieden. De heer Verhagen heeft hierover reeds het een en
ander gezegd. Ik sluit mij daarbij aan. Gelijke gevallen moeten gelijk
behandeld worden. Op grond van wat wij nu weten, lijkt ons dat het geval.
Het schijnt ons toe dat met name het opeens heel soepel en heel begripvol
overnemen van verklaringen van familieleden over moeilijk te bewijzen
kwesties een enorme precedentwerking zal gaan krijgen. Ik kan erover
speculeren hoe het allemaal precies zal uitwerken. Ik constateer het vooral
omdat ik ervan uitga dat het verder primair geen zaak meer van de politiek
is, maar dat de advocaten in drommen klaar staan om bij de rechter te
toetsen wat dit voor hun cliënt zal betekenen.
Mijn tweede en minstens zo grote verwijt aan de minister is dat
zij het kennelijk nodig vond om Ayaan Hirsi Ali een verklaring te laten
tekenen waarin die de schuld op zich nam. Die verklaring is juridisch
irrelevant, moreel laakbaar en rechtsstatelijk volstrekt ongepast. Laat ik
vooropstellen dat ik geen goed gevoel heb bij hoe Ayaan hier heeft
geopereerd en hoe zij daar bijvoorbeeld gisteravond over heeft gesproken.
Het beeld is ontstaan van iemand die een laatste leugentje heeft ondertekend
om van alle gedoe af te zijn. Een leugen over een leugen over een leugen of
een dwaling over een dwaling over een dwaling? Wie het snapt, mag het
zeggen. Ik zeg ook dat wij voorzichtig moeten zijn met het uitspreken van
een oordeel. Je zult maar onder permanente bewaking staan en je in je leven
bedreigd voelen. Je zult maar wachten op je paspoort zodat je eindelijk de
stap naar dat andere land kan maken. Je zult maar mee hebben gemaakt dat je
al een paar keer eerder in je leven hebt moeten vluchten. Het is vanwege die
omstandigheden dat ik vind dat de minister op een beschamende manier heeft
gehandeld. Alleen om haar eigen gezicht te redden, heeft zij misbruik
gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie van iemand die onder druk
staat en die geen kant op kan.”
De heer Van As: “Voorzitter. De heer Bos is voor zijn doen
aardig op dreef. Is hij eigenlijk tevreden met de uitkomst? Zijn
handtekening staat tenslotte ook onder de motie-Verhagen.”
De heer Bos: “Ik ben blij voor Ayaan, dus met dat onderdeel van
de uitkomst ben ik tevreden. Maar als je de schade aan het gezag van
ministers, aan de reputatie van Nederland in het buitenland, aan de persoon
Ayaan zelf bij elkaar optelt en je realiseert je dat dit allemaal te
vermijden was geweest als de minister wat langer de tijd had genomen, wat
meer mensen had geconsulteerd, dan ben je natuurlijk niet tevreden.”
De heer Van As: “De minister heeft in de discussie -ik noem die
maar het ‘debat-Ayaan 1’' met gebruikmaking van de uitspraak van de
Hoge Raad haar mening gegeven. U zei dat ze is gedwongen door de motie die u
heeft mede ondertekend om de zaak anders uit te voeren. Dat verbaast mij in
hoge mate. De vraag is of uw verwijt redelijk en eerlijk is. Zij heeft een
opdracht van een meerderheid van de Kamer gekregen."
De heer Bos: “Zij had dat moeten doen zonder daarvoor van ons de
opdracht te krijgen. Een minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en
een verantwoordelijk minister-president die met zo'n zaak te maken krijgen,
dienen zich te realiseren wat een negatieve beslissing kan betekenen: een
Kamerlid dat moet opstappen, bewaking en beveiliging in haar leven, de
reputatie van Nederland in het buitenland. Ik ben geneigd om te zeggen dat
zorgvuldigheid zou betekenen dat je er dan eerder wat langer de tijd voor
neemt dan korter, dat je een paar mensen raadpleegt, dat je even drie keer
nadenkt. U herinnert zich dat in het debat van de vorige keer zelfs de
minister van Justitie 's avonds via het nieuws moest vernemen dat deze
beslissing was genomen en dat de minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie niemand had geconsulteerd. Dat was toen onzorgvuldig en dat vind
ik nog steeds onzorgvuldig.
Wij zouden allemaal, inclusief Ayaan, inclusief de reputatie
van Nederland in het buitenland, een heleboel schade hadden bespaard als de
motie van de heer Van Beek niet nodig was geweest en de minister zelf,
vanuit haar eigen verantwoordelijkheid en politieke gevoel voor wat wijsheid
op zo'n moment meebrengt, wat meer tijd had genomen en met wat meer mensen
had gepraat. Dan had ze zelf kunnen uitvinden dat de naam Ali al in het
geslacht van Ayaan Hirsi Ali voorkwam, had ze zelf een betere studie van het
Somalische namenrecht kunnen maken en was dit allemaal niet nodig geweest;
dan was die schade er niet geweest.
Omdat
het dus juridisch niet nodig was, kan de minister alleen maar zo hebben
gehandeld om haar eigen gezicht te redden. Zij heeft misbruik gemaakt van de
kwetsbare positie van iemand die onder druk staat en geen kant op kan.
Nogmaals, voor het afhandelen van de paspoortkwestie was de verklaring van
Ayaan helemaal niet nodig. Iemand dan toch vragen om dat te tekenen, alleen
om je eigen gezicht te redden, misbruik makend van een afhankelijke positie
-- ze was immers voor haar paspoort afhankelijk van degene die haar vroeg om
die verklaring te tekenen -- is een minister in een rechtstaat onwaardig. Ik
begrijp niet waarom de minister dat nodig vond. Ze had het nooit mogen doen
en de minister-president had dit nooit mogen laten gebeuren.
Ten slotte. Wat zullen de mensen in het land, als ze de krant
lezen of hiernaar kijken, hiervan denken? Waarschijnlijk niet veel goeds. In
plaats van dat hier op een kraakheldere manier recht wordt gedaan en fouten
worden toegegeven, wordt een rookgordijn gecreëerd om ons het zicht te
ontnemen op wat zich hier werkelijk heeft afgespeeld. En als de rook is
opgetrokken, zullen veel mensen, terecht of onterecht, blijven zitten met de
indruk dat hier vooral deals worden gesloten, dat paspoorten tegen
schuldbekentenissen kunnen worden uitgeruild, dat we er meteen een zooitje
van maken als het er een van ons is. Het nettoresultaat daarvan is vooral
verbijstering en cynisme, terwijl dit allemaal te vermijden was geweest.
Maar vermeende daadkracht was belangrijker dan zorgvuldigheid; blijven
plakken op het pluche was belangrijker dan fatsoen.
De heer Van Beek: “Mijnheer de voorzitter. Het startpunt van
vandaag is het eindpunt van het vorige debat. Wij droegen de minister toen
via moties toen op om de mogelijkheden die de Rijkswet op het
Nederlanderschap inclusief jurisprudentie biedt te benutten om te komen tot
heroverweging, waarbij rekening moest worden gehouden met de bijzondere
omstandigheden van het vraagstuk rond de verkrijging van de Nederlandse
nationaliteit van Ayaan Hirsi Ali. Op die voet gingen wij de vorige keer
uiteen. Uit de brief die wij gisteren mochten ontvangen, blijkt dat de
regering de moties die de Kamer heeft aangenomen, heeft uitgevoerd.”
De oplettende lezer begrijpt nu wel dat VVD en CDA mevrouw onder
geen beding het vertrouwen willen opzeggen. Zij heeft het keurig gedaan. Aan
alles wat de Kamer vroeg heeft zij voldaan. Veel gekker kun je het niet
bedenken.
Nu komt de tijdelijke woordvoerder van de VVD aan het woord, de
heer Van Beek, de man die zich zes weken geleden door oppositieleider Wouter
Bos als een getuige-deskundige liet ondervragen over welke betekenis aan de
mede door hem ondertekende motie moest worden toegedacht. Hij blijkt
veranderd te zijn van een kritisch bondgenoot tot een bukkende lakei en
pluchebeschermer van zijn falende minister.
De heer Van Beek met zijn zalvende stem: “In mijn eerdere
bijdrage aan de debatten heb ik namens de VVD-fractie gezegd dat er geen
uitzondering gemaakt mag worden voor een Kamerlid. De wet kent slechts één
regeling en voor de wet zijn alle burgers gelijk. Iedereen behoort op
dezelfde manier te worden behandeld door de overheid. Gelijke monniken,
gelijke kappen betekent dezelfde procedures, dezelfde verweermogelijkheden
en dezelfde afwegingen. Vanzelfsprekend zitten echter achter alle zaken
individuen met een eigen verhaal. In iedere procedure moeten die op de eigen
merites worden beoordeeld. Uit de beschrijving van 74 eerdere situaties met
onjuiste identiteitsgegevens blijkt dat de regering onze collega heeft
behandeld als iedereen. In een aanschrijving is verzocht om een reactie. Uit
de beschrijving blijkt ook dat in andere zaken de zeswekenperiode heeft
geleid tot het krijgen van informatie waaruit blijkt dat de eerdere
beslissing kon of moest worden herzien. In 58 gevallen bleef het standpunt
staan; in vijf gevallen behield de persoon de Nederlandse nationaliteit.
Daaraan is één zaak toegevoegd, namelijk die van onze oud-collega.
Ook uit daarna volgende civielrechtelijke procedures blijkt dat
mensen niet in de beslissing over het ten onrechte verkregen
Nederlanderschap hebben berust en juridische procedures zijn gestart. De
rechter heeft dus ook de mogelijkheid om een vaststelling te corrigeren en
vast te stellen dat het Nederlanderschap niet wordt ontnomen. In 52 gevallen
is het Nederlanderschap niet toegewezen; 37 mensen hebben er vroeg of laat
in berust geen Nederlander te zijn geworden en vijftien mensen hebben de
procedure doorlopen, waarna het oordeel gelijk is gebleven, bevestigd door
de rechter. Slechts zeven mensen hebben het Nederlanderschap behouden,
waarvan vijf aanvragen door de IND na de voorlopige aanname zijn
gehonoreerd. Twee aanvragen zijn na de civielrechtelijke procedure door de
rechter toegewezen. Vijftien procedures lopen nu nog.
Achter deze cijfers gaat steeds een individueel verhaal schuil.
Bij Ayaan Hirsi Ali is gedurende de zeswekentermijn een aantal verklaringen
gegeven waaruit blijkt dat de vader van haar vader wel degelijk is geboren
onder de naam Ali en dat de naam Magan pas later is verkregen. Volgens het
naamgebruik in Somalië kunnen wettelijk zowel als traditioneel gangbaar
beide namen worden gebruikt.
De heer De Wit: “Ik stel graag een vraag over het onderdeel dat
u zojuist lijkt te hebben afgesloten over de gelijke monniken, gelijke
kappen. Hoe weet u dat in alle genoemde gevallen naar dezelfde ruimte is
gezocht waar om werd gevraagd in de motie van de heer Verhagen? Hoe weet u
dat er gekeken is naar bijzondere omstandigheden, naar verklaringen van de
familie en naar de weging daarvan? Hoe weet u op welke manier de
geboortedata zijn beoordeeld?”
De heer Van Beek: “Ik kan mij niet begeven in een beoordeling
van individuele gevallen. De Kamer moet dat ook niet doen. Ik constateer wel
dat de procedures in alle gevallen op dezelfde manier zijn gevolgd. Ik
constateer verder dat de zeswekenperiode in een aantal andere gevallen heeft
geleid tot andere beslissingen. Ik maak uit de gegevens die wij in de
laatste brief hebben gekregen nadrukkelijk op dat de gevolgde procedures
gelijk zijn. Het is aan de rechter om te bepalen of de uitkomsten daarvan
goed zijn. Ik kan daar als Kamerlid niet in treden want ik beschik niet over
de dossiers. De Kamer moet dat ook niet willen.”
De heer De Wit : “Wij kennen allemaal het arrest van november
2005, dat centraal staat en stond in de debatten van vandaag en van zes
weken geleden. De rechter zegt daarin: van bijzondere omstandigheden is
niets gebleken. Daar is echter ook geen onderzoek naar gedaan of expliciet
naar gevraagd. Om zeker te weten dat er sprake is van een soortgelijke
behandeling, moeten wij daar meer inzicht in krijgen. De minister moet ons
daarover duidelijkheid verschaffen: welke ruimte is daarbij benut?”
De heer Van Beek: “Voorgaande sprekers hebben een aantal van dit
soort vragen al aan de minister gesteld. Wij wachten haar antwoord daarop
af. Als Kamer moeten wij ons niet willen verdiepen in of bemoeien met de
individuele afweging in dit soort zaken. Dat is een taak van de rechter. De
heer Bos zei al dat er waarschijnlijk juridische procedures zullen volgen.
Zo hoort het ook in een rechtsstaat.”
Van Beek wil zich er gemakkelijk vanaf maken. SP-er De Wit
vraagt hem heel simpel hoe hij weet of in de genoemde ‘vergelijkbare
gevallen’ naar ruimte en bijzondere omstandigheden als de minister nu
heeft gedaan. Het was toch gelijke monniken, gelijke kappen. Hij moet
daarvan niet wegdraaien door te stellen dat de Kamer zich niet bemoeit met
individuele gevallen. Immers Van Beek zegt te constateren dat de procedures
in alle gevallen op dezelfde manier zijn gevolgd. Dat willen we graag
controleren en niet voetstoots van Van Beek aannemen.
De heer Nawijn: “Ik kom bij hetzelfde uit als de heer De Wit:
gelijke monniken, gelijke kappen. Alleen kom ik tot een heel andere
conclusie. Vindt de VVD-fractie dat in dit geval sprake was van
identiteitsfraude? Wij kennen heel veel nota's van deze en eerdere ministers
waarin het rommelen met identiteit identiteitsfraude wordt genoemd.
VVD-woordvoerder Visser heeft regelmatig gezegd dat wij daartegen keihard
moeten optreden. Indien inderdaad sprake is van identiteitsfraude maar toch
de bijzondere omstandigheden van de heer De Wit worden toegepast, geven wij
een instrument uit handen. De heer De Wit heeft gelijk dat als die
bijzondere omstandigheden op dit geval van toepassing worden verklaard, het
principe van gelijke monniken, gelijke kappen zou moeten worden toegepast,
ook op vreemdelingen die het land al hebben verlaten. De consequentie is dat
wij hen dan moeten terughalen.”
De heer Van Beek: “In de beslissing die de minister half mei
heeft genomen, kwam zij tot de conclusie dat er sprake is van
identiteitsfraude. In de procedure die daarop volgt, ligt de bewijslast bij
de betrokkene. In de zeswekenperiode is vervolgens duidelijk geworden dat er
geen sprake was van identiteitsfraude. Op basis daarvan stelt het kabinet nu
vast dat Ayaan de naam Ali toch mag behouden. In de tussentijd is namelijk
duidelijk aangetoond dat de vader van de vader op het moment van de geboorte
wel degelijk die naam had. In de procedure wordt een voorlopig besluit
genomen waarin wordt aangekondigd wat men voornemens is te doen. Iedereen
die in zo'n procedure terechtkomt, krijgt daarna zes weken de gelegenheid om
te bewijzen dat de minister ongelijk heeft. In een aantal gevallen is dat
bewijs geleverd, zo ook in dit geval. In andere gevallen heeft de rechter
zaken gecorrigeerd. Dat is de normale procedure, die dus is gevolgd.”
De heer Nawijn: “Ik constateer een complete koerswijziging van
de VVD-fractie. Uit de mond van de heer Visser heb ik namelijk nog nooit
gehoord dat bij identiteitsfraude de bijzondere omstandigheden moeten worden
meegewogen.”
De heer Van Beek: “Nee, ik geef juist aan dat in eerste
instantie werd verondersteld dat sprake was van identiteitsfraude maar dat
de minister op basis van de later aangeleverde gegevens tot de conclusie is
gekomen dat dit niet het geval was.”
De heer Bos: “Tijdens het debat van zes weken geleden wist de
heer Van Beek al dat je indien je een brief krijgt zoals Ayaan Hirsi Ali die
op 15 mei kreeg, zes weken de tijd hebt om bezwaar aan te tekenen. Toch
concludeerde hij toen dat de minister te snel en onverantwoord had
gehandeld. Vindt hij dat vandaag nog steeds?
De heer Van Beek: “Ja, ik neem geen woord terug van wat ik op 15
mei heb gezegd.”
De heer Bos: “Prima, dat is duidelijk.”
De heer Van Beek: “Daarom heb ik ook mijn motie ingediend en
erop aangedrongen de zaak opnieuw te beoordelen waar de procedure die
mogelijkheid biedt.”
De heer Bos: “U bent het ook met mij eens dat een heleboel van
de ellende vermijdbaar was geweest, of het nu gaat om Ayaan persoonlijk of
in breder verband om de internationale reputatie van Nederland?”
De heer Van Beek: “Ik heb 16 mei gezegd dat ik het zeer
betreurde dat het besluit op deze wijze is genomen en met name dat het op
deze wijze naar buiten is gebracht. Waar anderen in de gelegenheid zijn om
in complete anonimiteit zes weken te werken om bewijsmateriaal aan te
leveren, werd iemand in dit geval, vanwege de bijzondere positie die zij
bekleedde, onmiddellijk ten aanzien van de complete wereldpers met deze
problemen geconfronteerd.”
De heer Bos: “De consequentie van die redenering is dan ook dat
u het dus oneens bent met de beweringen in de brief van de minister dat zij
alleen door het volgen van deze procedure tot deze conclusie had kunnen
komen.”
De heer Van Beek: “Het gaat mij niet zozeer om de procedure, als
wel om de wijze waarop daaraan publiciteit gegeven is. Ik begrijp dat men in
alle 77 gevallen zo heeft gewerkt. Er gaat een brief uit met het verzoek om
een reactie. De wijze waarop dat in dit geval is gegaan, heeft veel
zwaardere consequenties dan in andere gevallen, al moet ik voorzichtig zijn
omdat ik die gevallen niet precies ken. In dit geval zijn onmiddellijk de
vragen van mijn collega beantwoord en nog dezelfde avond volgde de volle
publiciteit. Er was dus niet de gelegenheid om in alle rust de bewijzen te
verzamelen.”
De heer Bos: “U was zo helder in uw antwoord op mijn eerste twee
vragen en nu begint u te draaien en te zweven. U hebt ronduit toegegeven dat
u nog steeds vindt dat het eerste besluit te snel, onverantwoord snel is
genomen. U zei net nog dat er een boel ellende, in de persoonlijke sfeer of
anderszins, vermeden had kunnen worden als er meer tijd was genomen om te
kijken naar beschikbaar bewijsmateriaal. Dan moet toch ook voor u de
consequentie zijn dat u de mening van de minister niet kan delen dat zij
destijds niet anders kon, maar dat zij door deze procedure nu pas de
conclusie kon trekken die zij heeft getrokken?”
De heer Van Beek: “U brengt het terug tot de discussie over het
besluit. Het gaat mij niet om het besluit. Het gaat mij veeleer om de wijze
waarop dat besluit is gecommuniceerd.”
De heer Bos: “Dat is niet waar, omdat u net zelf in reactie op
mijn vorige vraag hebt gezegd dat het er ook om gaat dat men meer tijd had
moeten nemen om bewijsmateriaal te bestuderen. Dat heeft dus te maken met de
zorgvuldigheid die aan de orde geweest had kunnen zijn als men meer tijd had
genomen. Als men Ayaan had opgebeld en had gevraagd of haar opa zich
gedurende enige tijd ook ‘Ali’ had genoemd, dan was het antwoord
‘ja’ geweest. Al het onderzoek naar het namenrecht had dan beter kunnen
worden uitgevoerd. Dat weet u net zo goed als ik. Het had misschien wat meer
tijd gekost, maar dan was dit ons allemaal bespaard gebleven.”
De heer Van Beek: “Daarover zijn wij het toch nooit oneens
geweest? Daarover hebben wij toch op 16 mei gediscussieerd? Ik ben toch
scherp geweest in de beoordeling? Ik heb echter een streep gezet op het
moment dat dit oordeel is geveld en er een motie is ingediend die de
regering uitnodigt om tot heroverweging te komen en gezegd: vanaf vandaag
beoordeel ik de situatie tussen 16 mei en 28 juni.”
De heer Bos: “Er is geen sprake geweest van heroverweging. De
minister heeft gewoon twee weken later een brief van de advocaat van Ayaan
Hirsi Ali gekregen waarin feiten stonden die zij zelf kennelijk met haar
onderzoek niet te weten was gekomen. De advocaat heeft gewoon laten zien dat
er onzorgvuldig onderzoek is gedaan en dat de minister niet alle feiten op
een rijtje had. Dat is geen heroverweging van het besluit, maar daaruit
bleek gewoon dat zij ongelijk had. U zegt net dat wij het daarover op 16 mei
niet oneens waren. Dan zijn wij het er wat mij betreft ook vandaag niet over
oneens. Als u zegt dat er ook wat u betreft meer tijd genomen had moeten
worden om naar bewijzen te kijken en er ellende vermeden had kunnen worden,
dan zegt u dus ook dat het op deze manier niet had gehoeven en bent u het
niet eens met de bewering in de brief dat het alleen zo kon en niet anders.”
De heer Van Beek: “Voor alle helderheid. Het is in alle
procedures aan de betrokkenen om bewijsmateriaal aan te leveren. Er is dus
wel degelijk sprake van een heroverweging op basis van de gegevens die door
mevrouw Hirsi Ali, familie of door middel van andere verklaringen is
aangeleverd. Op basis van de aangeleverde feiten kon door de minister een
andere beslissing worden genomen. Op grond van de feiten die nu beschikbaar
zijn, kon niet meer worden geconstateerd dat er sprake is van fraude. Er is
nog wel een probleem met de leeftijd. Dat moet ook niet worden weggepoetst.
Ik heb echter uit de brief begrepen dat dit feit als zodanig, hoe
verwijtbaar ook en hoezeer dit moet worden veroordeeld, onvoldoende grond is
om de naturalisatieprocedure terug te draaien.”
Mevrouw Halsema: “De kwestie is en blijft dat er geen
heroverweging nodig was geweest als de minister grondiger onderzoek had
gedaan, maar dat een overweging dan voldoende was geweest. Gisterenavond zei
de minister nogal uitdagend voor de camera dat zij niets fout had gedaan.
Bent u dat met haar eens?”
De heer Van Beek: “Ik betreur de polemiek die is ontstaan na de
publicatie van de brief in hoge mate. Ik vind zowel de uitlatingen de
minister als de uitlatingen van Ayaan Hirsi Ali in deze zaak niet
verstandig. Ik zou mij hebben gehouden aan de teksten die gezamenlijk zijn
afgesproken en die op papier staan. Andere woordvoerders hebben dat ook al
gezegd. Ik hoop dat daar vanavond wat duidelijkheid over ontstaat.”
Mevrouw Halsema: “Begrijp ik goed dat u de verklaring die op het
ministerie is opgesteld en die door mevrouw Hirsi Ali is ondertekend van een
gelijk gewicht vindt als het bericht daarna van mevrouw Hirsi Ali dat zij
die verklaring onder druk heeft getekend? Vindt u dat allebei even ernstig?”
De heer Van Beek: “Nee, u legt mij zaken in de mond die ik niet
heb gezegd. Ik kom overigens zo nog terug op dit onderwerp. Ik wil nog even
over die brief spreken.”
Mevrouw Halsema: “Ik kom toch even terug op mijn eerste vraag,
want die hebt u niet beantwoord. De minister zegt uitdagend dat zij niets
fout heeft gedaan. Ik wil weten wat uw oordeel daarover is. De minister
constateert dus na zes weken dat zij gelijk had toen zij voor de Kamer
stond, dat zij in de zes weken daarna gelijk had, dat zij weer gelijk heeft
en dat zij dus nooit iets fout heeft gedaan. Wat vindt u daarvan?”
De heer Van Beek: “Ik heb op 16 mei al gezegd dat ik vind dat
het anders had gemoeten. Ik ben nu bezig met het formuleren van een oordeel
over wat er is gebeurd tussen 16 mei en vanavond. Er mag geen misverstand
over bestaan dat ik nog steeds hetzelfde oordeel heb over dat wat er in de
periode tot 16 mei is gebeurd als toen. Ten aanzien van Ayaan Hirsi Ali
heeft de periode van zes weken opgeleverd dat een aantal verklaringen is
gegeven waaruit blijkt dat de vader van haar vader wel degelijk is geboren
onder de naam Ali en dat de naam Magan pas later is verkregen. Volgens het
naamsgebruik in Somalië kunnen zowel wettelijk als traditioneel gangbaar
beide namen worden gebruikt. Mijn kennis van het Somalische en islamitische
namenrecht is minimaal. Ik moet mij baseren op de informatie van het kabinet
die mede is gebaseerd op het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse
Zaken.
Ik ben blij dat het kabinet nu tot de conclusie is gekomen dat
op basis van alle verkregen informatie thans in rechte kan worden aangenomen
dat het naturalisatiebesluit de juiste naam bevat. Daarbij is het voor de
VVD-fractie ook van groot belang dat de aangedragen informatie door Ayaan
Hirsi Ali zelf schriftelijk wordt bevestigd, dat zij uitspreekt dat de naam
Ali wezenlijk bij haar hoort en dat zij als Ayaan Hirsi Ali door het leven
zal blijven gaan. De VVD-fractie wil gaarne van het kabinet horen hoe deze
verklaring tot stand is gekomen. De VVD-fractie betreurt het dat door het
gebrekkige bestuurlijke en juridische systeem ter plaatse niet meer en
harder bewijsmateriaal beschikbaar kan komen. Wij zijn echter blij dat tot
een herzien besluit kon worden gekomen."
De heer Bos: “Het is interessant dat u vraagt hoe de verklaring
tot stand is gekomen. Volgens mij heeft de minister gisterenavond zelf al
antwoord op die vraag gegeven, namelijk dat het een tekst van de Nederlandse
staat betreft die aan mevrouw Hirsi Ali is voorgelegd. Wat vindt u daar nu
eigenlijk van?”
De heer Van Beek: “Ik betwijfel of dit soort teksten op die
wijze tot stand komt, dus ik wil graag antwoord hebben op mijn vraag. Zover
mijn ervaring in dit soort zaken reikt, is sprake van processen waarin
teksten tussen juristen worden uitgewisseld tot uiteindelijk een eindtekst
ontstaat. Ik begrijp dat deze eindtekst aan mevrouw Hirsi Ali is voorgelegd.
Ik stel voor dat wij even afwachten tot de minister zelf heeft toegelicht
hoe het proces zich heeft voltrokken.”
De heer Bos: “Vindt de heer Van Beek het, even los van het
proces, relevant dat deze brief deel uitmaakt van het dossier? Wat is voor
hem de waarde van deze brief?”
De heer Van Beek: “Ja, ik acht deze brief heel erg belangrijk om
tot een eindoordeel te kunnen komen, behoudens de laatste paar regels. Die
hadden er wat mij betreft niet in hoeven te staan. Naar mijn mening zijn
deze regels absoluut onbelangrijk voor een juridische beoordeling van de
casuspositie. De rest van de brief acht ik wel heel belangrijk.”
De heer Bos: “Voor de goede orde: dat zijn de regels waarin
mevrouw Hirsi Ali aangeeft dat zij de minister op het verkeerde been heeft
gezet et cetera. Deze regels acht de heer Van Beek dus irrelevant?”
De heer Van Beek: “Deze regels zijn irrelevant voor de
juridische beoordeling van de casuspositie. De rest van de verklaring acht
ik wel heel belangrijk.”
De heer Bos : “Hoe beoordeelt de heer Van Beek het feit dat een
oud-collega van hem, die in een afhankelijke positie verkeerde ten opzichte
van de minister omdat zij voor haar paspoort van de minister afhankelijk is,
wordt gevraagd om een dergelijke verklaring te ondertekenen, inclusief deze
laatste regels?”
De heer Van Beek: “De heer Bos vraagt een eindoordeel over iets
waarvan ik de minister nu juist heb gevraagd om mij eens uit te leggen hoe
het tot stand is gekomen. Ik wil er dadelijk in alle oprechtheid op
terugkomen, maar meen dat wij de mogelijkheid moeten hebben om eerst precies
te horen wat is gebeurd. Ik kan mij niet voorstellen dat er maar één tekst
is geweest, die is gefaxt met de woorden ‘dit is het’. Ik meen dat
dit soort processen anders verlopen. Ik vind dat wij eerst van de minister
moeten kunnen horen hoe het precies is gegaan.”
Mevrouw Halsema: “Ik heb aanzienlijk minder ervaring met het
opstellen van dit soort politieke verklaringen. Dat wil ik direct toegeven.
Volgens mij gaat het echter om een andere zaak, namelijk het tijdstip waarop
de verklaring tot stand is gekomen. De minister heeft, zowel gisterenavond
in Nova als in haar brief, zelf gezegd dat de verklaring er lag voordat zij
een beslissing heeft genomen over het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali.
Dat betekent dus dat Ayaan Hirsi Ali de betreffende verklaring heeft
ondertekend op een moment dat zij onzeker was over het behoud van haar
Nederlanderschap. Zij heeft ondertekend dat zij het betreurt dat zij met
haar mededeling de minister op het verkeerde been heeft gezet. Dat zij heeft
gedaan op het moment dat zij geen duidelijkheid had over haar
Nederlanderschap. Wat is de mening van de heer Van Beek hierover, tegen het
licht van het ontbreken van de juridische relevante hiervan, die hij immers
heeft erkend?”
De heer Van Beek: “Ik wil nog eens benadrukken dat ik deze
passage echt irrelevant acht voor het beoordelen van de casuspositie. Dat
moet absoluut voorop staan. Ik weet daarnaast absoluut niet hoe het proces
waarin deze tekst tot stand is gekomen, is verlopen. Ik weet niet wat door
wie is aangeleverd. Ik meen dat wij dat van het kabinet moeten vernemen
alvorens er een eindoordeel over te kunnen geven.”
Mevrouw Halsema: “De heer Van Beek kan dan wel zeggen dat hij de
zin die ik zojuist heb aangehaald irrelevant vindt, maar politiek is hij van
de grootste betekenis omdat de minister deze uitspraak heeft gebruik om
vervolgens te zeggen dat Ayaan Hirsi Ali zelf de aanstichter is. De minister
stelt dat Ayaan Hirsi Ali het heeft veroorzaakt: ziehier de verklaring,
waarin zij zelf zegt mij op het verkeerde been te hebben gezet. Daarom stel
ik mijn vraag opnieuw aan de heer Van Beek. Ik wil er van hem toch wel erg
graag een antwoord op krijgen, te meer omdat de minister al heeft uitgelegd
op welk tijdstip de verklaring is ondertekend omdat zij hem bij haar
besluitvorming heeft betrokken. Wat vindt de heer Van Beek ervan dat iemand
die geen zekerheid heeft over haar toekomst, die de angst heeft om geen
paspoort te krijgen, een dergelijke verklaring moet ondertekenen?”
De voorzitter: “U herhaalt uzelf. Dit heeft u al drie keer
gezegd. Het woord is aan de heer Van Beek.”
De heer Van Beek: “Ik vind deze verklaring heel belangrijk. Ik
heb al gezegd dat het naar mijn mening niet gaat om de laatste paar regels
maar dat het gaat om de echte verklaring. Ik heb ook gezegd dat ik graag wil
weten hoe de verklaring tot stand is gekomen en wie voor welke teksten
verantwoordelijk is. Dit is de eindtekst. Ik ben benieuwd hoe het proces
zich heeft voltrokken, wie welke delen van teksten waarover heeft
aangeleverd. Ik ben van mening dat de Kamer hierover van de regering inzicht
dient te krijgen. Ik heb deze vragen gesteld. Ik meen dat wij er op basis
van meer informatie -dat hoop ik althans- in tweede termijn op terug kunnen
komen.”
De heer Rouvoet: “Daarnaar zijn wij allemaal benieuwd, dus wij
zullen het afwachten. De heer Van Beek zei ‘voor zover mijn kennis van
dit soort processen reikt gaat het meestal door middel van onderhandelingen
tussen juristen’. Die opmerking intrigeert mij.
Hoe
vaak komt het voor dat iemand die te horen heeft gekregen nooit Nederlander
te zijn geworden, met het departement via juristen in onderhandeling gaat
teneinde een verklaring op te stellen waarmee die naturalisatie alsnog kan
worden erkend? Is het niet heel bijzonder en bizar als juristen gaan
onderhandelen over een tekst waarin iemand zegt: sorry, ik heb het verkeerd
gedaan en dat had ik niet moeten doen?”
(Naar boven) |